OSOYOOS WINTHROP Indianen en Cowboys

We 
overnachtten in Osoyoos. Volgens de eigenaar van het hotel de enige woestijnstad van Canada. Het is er gort en gort droog. Gelukkig ligt het stadje aan het meer van Osoyoos (spreek uit sojoos), dus is er voldoende water voor onder andere de twee zwembaden die we vanuit de hotelkamer zien. Het is niet echt een hotelkamer, maar meer een suite met keuken, zit-,eet- en badkamer.
Een bijzonderheid is het dat op ruim een halfuur rijden de toeristen nog de skies kunnen aanbinden. Wie van warm en koud houdt komt in Osoyoos volop aan zijn trekken.
’s Avonds kijk ik naar tv en zie daar tot mijn grote verbazing een raadsvergadering. Deze wordt 24 uur per dag uitgezonden. Ik hoop niet dat ze dat bij ons ooit doen, dan zie je pas de weinig mediagenieke poses van raadsleden. Wat mij enorm opluchtte was dat het in Canada er niet veel anders aan toe gaat dan in Nederland. Het is een beetje saai, de major probeert de zaak te regelen en er mag door inwoners per item worden ingesproken, erger nog ze doen het ook en dat maakt het allemaal niet mediagenieker. Ik heb dan ook geen idee hoe lang e.e.a. heeft geduurd. We slapen zeer goed en de volgende morgen is het lastig te vertrekken, het is er erg prettig. Bovendien is het stadje ook  interessant. Het ligt direct aan de grens met de VS. De naam Osoyoos komt van een indianen stam, de Syilx. Het woordje soo-yoos betekent zoveel als de engte bij twee meren. Voor zover men kan nagaan hebben hier altijd al Indianen gewoond. De eerste Europeanen kwamen in 1811 als pelsjagers voor de “Pacific Fur Company”, een Amerikaans bedrijf. In 1821 nam de Hudson Bay Company de handel over en werd Osoyoos een belangrijke handelspost voor goederen die van en naar het noorden gingen. In 1860 stopte de pelshandel nadat er goud werd gevonden. De goudzoekers namen veel vee mee. Hierdoor werd de zgn. 49e parallel regelmatig overschreden en bleek er een belastingkantoor noodzakelijk te zijn. Dit kantoor werd in 1861 door belasting-inspecteur John Carmichael Haynes gebouwd, die daarmee de eerste inwoner werd van het stadje. Haynes ging ook verder ten noorden van het stadje te werk. Men merkte al spoedig dat Osoyoos zeer geschikt was voor fruitteelt, in 1907 werd dat een rendabele activiteit. Door het klimaat is Osoyoos bekend om zijn voorjaarsfruit. Het stadje groeide niet zo snel als elders wel gebeurde, maar in 1946 werd het als dorp erkent en in 1980 werd het door zijn omvang een echte stad. Wie Osoyoos binnenrijdt krijgt een warm welkom, want het is immers “Canada’s warmest welcome”. Na hartelijk afscheid van Ron en Cathy, “ ja  we willen wel weer eens terug naar deze omgeving”, gaan we toch richting het zuiden.

Eerst moeten we nog de Canadees-Amerikaanse grens passeren. Amerika is een land dat leeft in angst. Kwamen we relatief makkelijk Canada binnen, andersom is het een stuk lastiger. Een zeer norse douanebeambte en meerdere detectiecamera’s moeten we passeren. De beambte vraagt naar mijn beroep, leraar is het antwoord. O zeker iets met informatica? Ik vraag verbaasd hoe hij daar bij komt, je hebt een Microsofttas op de achterbank is zijn antwoord. Een waakzaam meneertje in elk geval.

We rijden na deze controle door en besluiten eerst naar Omak te rijden, daarna naar Tomasket. In die plaats zie ik een Wallmart. Dat is de tegenhanger van onze Albert Hein en wordt veelal als voorbeeld van het consumentenvertrouwen is de VS genoemd. Na bezoek constateer ik dat het een grote winkel is, net als de vele anderen. We kopen brood, wat fruit en te drinken en willen onze weg richting de Noordelijke Cascaden vervolgen.

Een bordje “Grand Coullee dam” doet ons van gedachten veranderen. Die dam bezoeken lijkt ons wel wat. Voor we zover komen rijden we nog door een indianenreservaat, het Colville Indianen reservaat.  Het reservaat wordt bestuurd door de Confederated Tribes of the Colville Reservation. Het reservaat heeft de naam gekregen van Fort Colville, Andrew Colville was een  gouverneur van de Hudson’s Bay Company in de 19e eeuw.
De stammenfederatie heeft 8.700 inwoners uit 12 stammen. Wij komen in het stadje van een van de stammen, de Nespelem, daar staat een ijzeren beeld waarmee men  Chief Joseph herdenkt. Het dorp ziet er niet al te best uit verder. De ijzerhandel is waarschijnlijk samen met de benzinepomp het meest florerend. Het plaatsje is wel heel erg pittoresk en de moeite om er eens door te rijden.

Uiteindelijk komen we, al rijdende door prachtige landschappen bij de Grand Coulee dam. De Grand Coulee Dam is gebouwd door industrieel Henry J. Kaiser. Samen met de Hoover Dam is het één van de beroemdste dammen in de Verenigde Staten. Het reservoir bij de dam is het Franklin Delano Roosevelt Lake, genoemd naar de toenmalige president van de Verenigde Staten die de aanzet gaf tot voltooiing van de dam.
De dam is zo’n anderhalve kilometer lang en hoger dan de Piramide van Cheops.
Na voltooiing in 1941 was het dan ook de grootste dam in de wereld. Aanvankelijke was het bedoeld voor irrigatie maar werd uiteindelijk noodzakelijk voor de productie van elektriciteit in de tweede wereldoorlog. Vooral aluminiumsmelten was cruciaal, maar  de elektriciteit werd ook gebruikt voor productie van plutonium en in de opwerkingsfabrieken, onderdeel van het strikt geheime Manhattan Project. De dam was verder belangrijk voor de industriële ontwikkeling van de Noordwestkust van de Verenigde Staten. Irrigatiewerkzaamheden werden na de oorlog weer hervat. Er werd een kanalennetwerk aangelegd, waarbij gebruik werd gemaakt van de Grand Coulee, een oude rivierbedding die 200 meter boven de rivier de Columbia loopt.
Tussen 1966 en 1974 werd de dam uitgebreid om plaats te bieden aan een nieuwe machinekamer. Door de noordoostzijde van de dam op te blazen werd ruimte gemaakt voor die machinekamer. Hiermee werd de dam meer dan anderhalve kilometer lang en kwam er ruimte voor zes nieuwe generatoren. De nieuwe turbines en generatoren behoren tot de grootste ooit gebouwd. De uitbreiding werd begin jaren 80 voltooid, waarmee de Grand Coulee Dam één van de grootste hydro-elektrische producenten in de wereld werd.

Verderop komen we nog bij de Chief Joseph dam. Deze is niet zo indrukwekkend groot. De dam is namelijk afhankelijk van het spaarzame water dat de bekkens moet vullen.

Het dorpje Bridgeport heeft langs haar hoofdweg een groot aantal prachtige houtsnijwerkbeelden. De adelaar, bever en andere beesten uit deze omgeving zijn zeer herkenbaar. Zo hier in een straat in dit deel van de wereld passen dat soort beelden maar al te goed. In Brewster gaan we nog even naar de McDonalds voor een patatje, we vrezen namelijk dat er niet meer gegeten gaat worden. Als we van deze plaats naar de Highway 97 gaan zien we tot onze teleurstelling dat de weg wegens de sneeuw is afgesloten.

Desondanks besluiten we toch te zien hoever we komen. Een goede beslissing want als we in het schemerdonker in Winthrop aankomen zijn we in het echte wilde westen aangekomen. Alles is hier volkomen in John Wayne stijl gebouwd. We slapen in het Duck Brand Hotel & Cantina, waar we voor het slapen gaan in de saloon nog een biertje halen.

[flickr-gallery mode=”photoset” photoset=” 72157626650609230″]

(gepubliceerd 4 mei 2011)

This entry was posted in Reizen, Verenigde Staten and tagged , . Bookmark the permalink.

Comments are closed.