CANADA bergen en mijnbouw

Vandaag staan we wel heel er laat op, geen zin om op te schieten lijkt het. We zijn in het stadje Hope, als je daar eens doorheen rijdt en je probeert voor te stellen hoe het er wonen is dan stemt mij dat in elk geval niet vrolijk. Nou ja dat is ook maar het gezichtspunt van een toevallige toerist. Ik verbaas me er sowieso over hoe mensen hier en overal een bestaan weten te vinden, maar het gaat de inwoners van Canada goed. Grote auto’s en weinig  opvallende armoede. Al zien we later in een klein plaatsje wel een man in rolstoel het een en ander uit vuilnisbakken vissen. We gaan in Hope eerst maar eens naar de plaatselijke VVV. In Canada en de Verenigde Staten zijn dat nog instellingen die er echt voor de toeristen zijn. Je wordt er altijd goed te woord gestaan en gaat naar buiten met veel meer informatie dan je gedacht had te krijgen. Niet zoals in Nederland waar norse dames je vaak een hotel proberen aan te smeren of met een folder de deur uitbonjouren. Maar ook in het noorden van Amerika ga je meestal met een pak papier de deur uit. Helaas staan daar veel te veel commerciële verhaaltjes in, kortom veel papier en weinig info. Het menselijke contact is hier het belangrijkste voor de juiste info. Na een mooie foto van een houtsnijbeer voor hamburgerketen McDonalds halen we er vervolgens een klein kopje koffie. Altijd weer een halve liter, maar de koffie van deze patatbakker is van redelijke kwaliteit dus doen we het maar. Het eerste waar we in de bergen naar uitzien is een landslide. Deze heeft op 9 januari 1965 over een gebied van ca. 3 km de weg onder 70 meter puin bedolven. We komen bij een andere plek waar ook een landslide is geweest. Deze is niet zo dramatisch als die van1965, die verderop pas zichtbaar wordt. Nou ja zichtbaar, er hangt een dikke wolk rond de berg die deels verzakte. We zijn hier bij de Hope slide. Na een aardbeving gleed van ruim 2000 meter hoogte een halve berg het dal in. Die ochtend reed er net een auto met vier personen. Deze moest eerder stoppen voor een berg sneeuw alvorens ze door de landslide werden verrast. Deze grote landslide is vermoedelijk opgewekt door een tweede kleine aardbeving. De inzittenden van de auto werden onder ruim 70 meter puin bedolven. Van twee van hen is het lichaam nooit weer gevonden. Hoewel de resterende berg helaas niet zichtbaar is zien we wel nog een heleboel gesteente onder aan de berg.

We vervolgen de weg die almaar hoger gaat. We rijden op een gegeven moment weer tussen de bergen met sneeuw tot 3 meter hoog in de berm. Bovenop de Allisonpas (1342 meter) ligt een in sneeuw ingepakt en een verlaten koffiehuisje. Iets verderop, voorbij Manningparkresort slaan we af en rijden we naar een plek waar nog geskied kan worden. Pas op voor Nordic Skiërs staat op een bord. Ik loop de sneeuw in op weg naar een meertje, dat blijkt zonder juist schoeisel onmogelijk. Ik zak daar tot aan mijn knieën in de smeltende sneeuw.

Het Manning natuurreservaat is of heel groot of wij rijden heel langzaam. In elk geval nemen we het er wel van, want de natuur toont zich hier wel heel mooi aan ons vanuit de auto. Dat wij zo langzaam rijden stoort niet , de wegen zijn hier vierbaans en er rijdt haast niemand. Ruim voldoende mogelijkheden om af en toe even te stoppen.
Als we het park uitrijden dan zien we her en der weer aanplant van jonge dennenbomen. De in 1993 geplante bomen zien er nog niet erg volgroeid uit. Pas tegen 2 uur in de middag komen we in Princeton aan. Voor we het stadje binnenrijden zien we langs de weg nog een groep herten. Lastig volgens de serveerster in het restaurant, we hebben een plaag hier, ze vreten alle tuinen leeg. Ook zien we een reuze marmot. Een leuk druk beestje dat we met moeite op de foto krijgen. “ Useless animal” volgens dezelfde serveerster. Nutteloos of niet, het is prachtig om het dier zo tegen de bergen op te zien klimmen.

MIJNBOUW
Princeton viert feest, het is vandaag de dag van de mijnbouw. De mensen lopen in het centrum met een button op hun trui of jas, “I love Mining” . Wij komen zomaar in dit feest terecht.  Het dorpsplein is versierd, er staat een BBQ (gratis eten) waar een lange rij wachtenden voor staat. De plaatselijke muziekkapel speelt een deuntje en er wordt een miner-song ten gehore gebracht. Je kunt mee doen aan een wedstrijd goud zoeken in een waterpan. Wij doen mee aan dollars in een goudwaspan gooien. Tineke gooit raak en we krijgen niet een maar twee mijnhelmpjes met een lampje erin. Ook de CEO van de mijn spreekt de bevolking toe. Hij geeft aan dat er meer dan de veronderstelde twee miljard kg koper zal worden gedolven. Een van de inwoners van Princeton spreekt mij toe, hij zegt dat deze CEO een heel belangrijke man is in het stadje. Vele jaren stond de koperwinning bij Princeton stil. Door de almaar stijgende prijzen is vier jaar geleden de mijn weer opgestart. De koperprijzen blijven stijgen, dus is het steeds rendabeler om te gaan graven.
De bergen om ons hen heten niet voor niets Copper Mountains. Af en toe zie je langs de weg zelfs de groene uitslag van koperrijke mineralen.

Koper is het derde mineraal naast goud en kolen dat in deze omgeving werd gevonden. Om koper te vinden moeten we ca. 10 km ten noorden van Princeton rijden, daar ligt het mineraal in de bergen. Oorspronkelijk werd het ondergronds gewonnen. Toen dit in 1957 niet meer rendabel bleek werd van bovenaf gegraven. Om bij het ertssteen te komen moesten bijna 600 woningen verdwijnen. Koper werd gewonnen van 1920 tot eind jaren 90 van de vorige eeuw. De mijn werd wegens lage grondstofprijzen uiteindelijk gesloten tot 2007. Het huidige mijnbouwproject is wederom opgestart met grote investeringen. Deze werden in cofinanciering gedaan. Die start kostte maar liefst $438 miljoen dollar. Het kopererts wordt ter plekke voorgeproduceerd om te voorkomen dat al te veel gesteente moet worden verplaatst, het gaat immers alleen om het kopererts.
In de afgelopen vier jaar is er in feite alleen nog maar geïnvesteerd, de productie moet nog op gang komen. Men verwacht dat in juni van dit jaar te doen. Intussen is het stadje Princeton weer helemaal opgeleefd. De huisjes zien er netjes en welvarend uit, heel wat anders dan het verderop gelegen Hedley.

Princeton bestond vorig jaar 150 jaar. Het is een van die stadjes die zo rond de tweede helft van de 19e eeuw in deze streek werden gesticht. In 1859 kwam John Fall Allison naar het Similkameen dal waar hij een huis bouwde. Hij was op zoek naar goud. Zijn huis werd uiteindelijk het centrum van het stadje. Allison trouwde eerst met een indiaanse, maar nam later Susan Allison tot zijn vrouw. Deze dame overleed in 1928 en had toen  maar liefst voor een nageslacht gezorgd van 14 kinderen, 65 kleinkinderen en 17 achterkleinkinderen. Men kan rustig stellen dat zij de oermoeder van het Princeton is. Veel mensen in Princeton zijn nog steeds aan haar verwant. Allison heeft na de dood van haar man de verhalen van de plaatselijke indianen opgeschreven en gepubliceerd, naar haar is de verderop gelegen Allison Pas dan ook genoemd.

Een ander legendarisch figuur was een beruchte treinrover, Bill Miner. Hij ging in Princeton wonen en vandaaruit organiseerde hij regelmatig her en der treinovervallen. De man deed dat met zijn bende (een leraar en een kantoorklerk) in 1906 ook nabij Kamloops. Kort daarna werd de bende opgepakt. Hoewel Bill Miner meerdere malen uit de gevangenis ontsnapte overleed hij uiteindelijk in 1913 toch in gevangenschap. Zijn zwakke gezondheid en het ongezonde gevangenisleven van die tijd zullen wel tot zijn dood hebben bijgedragen.

Het stadje Princeton heette eerst Vermilion Fork, maar toen in 1860 de prince of Wales, de latere Edward VII naar Canada kwam kreeg het van de oorspronkelijke Engelsman Allison de naam Princeton. Van Princeton rijden we vervolgens naar Hedley. Dat dorp ligt ca. 30 km verderop. Hedley is een ander mijnplaatsje. De tijd heeft hier volkomen stil gestaan. Het stadje is bekend door het vele goud dat er in de omgeving sinds 1897 werd gevonden. Door de goudvondst werd Hedley een van de booming towns. Binnen tien jaar stonden er huizen, hotels en lag de spoorweg er. Er werd hier volop goud en koper gevonden. In de loop der tijden werd er 50.000 ounces goud per jaar gewonnen (nu kost een ounce ca. 1500 dollar). Rond 1987 werden de mijnen gesloten. De opbrengsten waren te laag.
Hedley heeft een mijnmuseum, voor de rest leeft het dorp van landbouw en werken er veel mensen in Princeton. Vlak buiten Hedley zien we een gesloten bar, de eigenaar had een paar roestende wagens langs de weg gezet, 50ers die ik op de foto zet. Van Hedley rijden we naar Keremeos. Het wordt weer warmer en zowaar staan er fruitbomen en wijngaarden langs de weg, maar interessanter zijn de oude auto’s. De een of andere fruitboer heeft schijnbaar geen afscheid van zijn transportmiddelen willen nemen en laat deze nu roesten langs de weg. Zo zien we er een mooie totaal vervallen T-Ford en nog wat ander spul staan.

We komen nu door diverse prachtige landschappen en rijden uiteindelijk naar het plaatsje Osoyoos. Dit stadje ligt tussen de indianenreservaten en is het enige woestijndorp van Canada. Daar komen we bij het Safarihotel aan. Een aanrader voor wie hier langs rijdt. De beheerder en zijn vouw zijn erg aardig en vanuit de prachtige kamer heb je mooi uitzicht op het meer van Osoyoos, de kale bergen en besneeuwde toppen.

[flickr-gallery mode=”photoset” photoset=” 72157626643861202″]

(gepubliceerd 3 mei 2011)

 

This entry was posted in Reizen, Verenigde Staten and tagged , . Bookmark the permalink.

Comments are closed.