DEN HAAG Garoeda, de oude weduwe

Den Haag is volgens een liedje van Wieteke van Dort de weduwe van Indië.
In 1948 overleed de partner van onze hoofdstad, nagenoeg aan de andere kant van de aardbol. De grote Nederlandse familie kom zich dit verlies niet voorstellen. Den Haag bleef achter, waaraan enkel prachtige gebouwen, statige paleizen,  hotels en zelfs restaurants van die voorbije dagen doen denken. Wie een paar daagjes naar onze regeringszetel gaat en daar moeite voor neemt zal beslist het koloniale verleden terugvinden.
Illustere regenten en scheepsmagnaten waren sinds de republiek der zeven verenigde provinciën drukdoende met het exploreren van verre landen. Het was een periode waarin afstand en tijd geen rol speelden; Jan Pieterszoon Koen kon er gerust een halfjaartje over doen om in de Oost aan te komen. Het was ook een tijd waarin het vlakke smaakloze Europa kennis leerde maken met kruiden en rijstgerechten. Diverse restaurants en hotels serveerden in betere koloniale tijden daardoor  bijzondere gerechten.
Een van die nagebleven koloniale  restaurants is Garoeda. (vernoemd naar een mythologische vogel: half mens, half vogel). Wie wil weten hoe het er in vroege tijden aan toeging zou naar dit restaurant aan de Kneuterdijk moeten gaan, althans zo beweert men. Omdat velen dat denken is reserveren voor een plaatsje op de begane grond of eerste verdieping aanbevolen. Ook de 2e verdieping kan zeer aantrekkelijk zijn, mits aan het raam. Het restaurant oogt groot,  vol maar bovenal Indisch. De bediening lijkt  zo vanuit het vroeger Indië op je bord gevlogen. Echter de bediening is niet bovenmatig vriendelijk maar enigszins stug en slecht Nederlands sprekend. Wij zitten op de 2e verdieping waar heel veel wajangpoppen bekijken. De temperatuur in de ruimte heeft veel weg van een zwoele zomeravond in het aloude Indië.
Op wiebelstoelen gezeten aan een oncomfortabele tafel wachten we de menukaart af. Een Wieckse Witte wordt koud en correct met citroen geserveerd. Na nauwkeurig onderzoek van de menukaart ontdekken we de Indische gerechten.  Als we zien dat bezoekers aan tafels naast ons worden voorzien van een heleboel kleine witte bakjes, besluiten wij ook iets dergelijks te nemen. Heel snel staat een rijsttafel met maar liefst 13 van die kommetjes voor onze neus. Onder het schijnsel van twee zwakbrandende olielampjes beginnen we aan de lauwe rijsttafel. Niets is echt lekker maar daarentegen zijn sfeer en temperatuur in dit restaurant bijzondere kwaliteit. Naar mijn onkundige en bescheiden mening was  ons eten wel van Indische smaak, het proeft immers allemaal  net even iets ander:  draadjesvlees, kip en harde stukjes noot smaken maar proefden anders dan gewend, maar in ons hoekje smoorden we van de hitte. Ontdaan van jasje en onderhemd werd het er niet frisser op. De gerechten daarentegen zijn weliswaar anders maar blijven mat van smaak. Als er een pittige tinteling komt, kwam dat door vlees dat per ongeluk tegen een peper aanschurkt. Een mij onbekende pindasaus, saté bracht enige smaakpapillen in verrukking en dus zeker aan te bevelen.
Het afrekenen viel  niet mee omdat de ober ons almaar niet in ons hoekje zag zitten. Nadat ik de man bij de keuken aansprak bracht hij ons de rekening van € 56,- niet duur maar ik zou er graag meer voor hebben neergelegd als het eten warmer in koelere omgeving reserveerde.
De weduwe wordt oud.

12 december 2008

This entry was posted in Nederland and tagged . Bookmark the permalink.

Comments are closed.