GERMENDORF

Tijdens de Duitse bezetting werd een zeer groot aantal mannen gedwongen tewerkgesteld in Duitsland. De rekrutering van deze mannen vond vooral plaats door middel van doelgerichte acties, die naarmate de oorlog langer duurde in hevigheid toenamen.
clip_image001
Eerst waren de Nederlandse werklozen aan de beurt, zij werden gedwongen om in Duitsland te gaan werken. Aanvankelijk probeerde de Duitse bezetter door middel van propaganda en wervingsacties personeel te werven voor arbeid in Duitsland en Nederland. Ten aanzien van Nederlandse werklozen wilde de bezetter aansluiten bij de praktijk die tot de herfst van 1939 bestond, een praktijk waarbij werk in Duitsland door werklozen uit de grensstreek aanvaard diende te worden op straffe van verlies van steun of werkloosheidsuitkering. Vanwege de durende oorlog had de Duitse economie in toenemende mate behoefte aan buitenlandse arbeiders. De Duitse vraag naar arbeiders was vele malen groter dan het Nederlandse aanbod van vrijwilligers en werklozen. Door Seyss-Inquart werd daarom op 23 februari 1942 de verordening 26/42 uitgevaardigd. Voortaan konden Nederlanders verplicht worden om voor een bepaalde tijd in Duitsland te werken.

Lees ook het boekje (hierboven) dat ter gelegenheid van de periode in Duitsland door mijn oom en zijn vrienden werd gemaakt. 

clip_image002Deze verplichting ging gepaard met een groot aantal acties, die tot doel hadden specifieke groepen en aantallen gedwongen tewerk te stellen. Zo eiste de Duitse bezetter in het voorjaar van 1942 30.000 metaalarbeiders, in augustus 1942 38.000 arbeiders uit de textiel- en lederindustrie en in december 1942 onder meer 25.000 studenten en overheidsmedewerkers.

Een andere actie betrof alle Nederlandse militairen. Alle 300.000 ex-krijgsgevangenen dienden te worden opgepakt omdat de Duitsers bang waren dat ze bij een geallieerde aanval steun zouden verlenen aan de geallieerden. Bijkomend voordeel voor de Duitsers was dat deze krijgsgevangenen voor de arbeidsinzet konden worden ingezet. De ex-militairen, die in de Nederlandse bewapeningsindustrie werkzaam waren, zouden na aanmelding vrijgesteld worden. Anderen zou men bij de bouw van de Atlantikwall in Nederland tewerkstellen. Voor de Arbeitseinsatz bleef dan, zo schatte men, 200.000 man over. De tekst van de afkondiging was zo dreigend mogelijk geformuleerd en gaf de indruk dat de bezetter op zeer korte termijn Nederland met één slag wilde beroven van 300.000 jonge mannen. In de steden verspreidde dit bericht zich met bliksemsnelheid. Door het hele land kwam het tot grote spontane stakingen. Deze april/meistakingen zijn door de Duitsers met terreur in enkele dagen neergeslagen.

Oom Nol werd tewerkgesteld in de nabijheid van Oranienburg. Hij bivakkeerde in Germensdorf, een dorpje op ca. 40 km van Berlijn. De Heinkelfabrieken hadden daar arbeiders nodig. Ernst Heinkel Flugzeugwerke had aan de zuidkant van het dorp fabriek I van de Heinkel-Werke Oranienburg neergezet. Daar hebben tussen de 6240 en 8000 gevangenen gezeten. Twee van de kampen in Germensdorf waren bestemd voor dwangarbeiders, een kamp was bestemd voor de gevangene in het buitenkamp KZ Sachsenhausen. Er zijn in dat kamp ruim 1500 gevangenen om het leven gekomen, in 1974 werd voor hen een gedenksteen langs de straat naar Velten opgericht.

In april 1937 begon de bouw van de Heinkel He 111-B2 die in serie werd geproduceerd. Het model He 111-H werd tot 1943 gemaakt. Uiteindelijk produceerde men in 2216 Heinkel He 111 vliegtuigen. Vanaf de winter 1940/41. Op 28 juni 1944 werd besloten geen gevechtsttoestellen meer te maken. Er werd vanaf toen gewerkt aan onder andere de Fieseler Fi 103 of te wel de V1. Als laatste bereidde men de bouw van de Dornier Do 335 voor, daar de oorlog eindigde werd er maar een exemplaar van geproduceerd.
Vreemd is het wel dat de Amerikanen pas op 18 april 1944 voor het eerst een bombardement uitvoerden op fabriek II (Werke II) en het vliegveld bij de fabriek. De schade was door deze luchtaanvallen bescheiden. Pas op 22 april 1945, toen Polen en Russen het gebied bezetten stopte de productie.

Mijn oom ging er heen als student. Hij studeerde aan de. DE huidige Erasmus Universiteit was toen een opleiding voor economen in spee. Uiteindelijk heeft Nol na de oorlog zijn studie afgerond om vervolgens tot opa’s grote verdriet het klooster in te gaan.

Na het Gymnasium in Venray, bij de paters Franciscanen begon mijn oom aan een economie studie.
Tijdens zijn militaire dienstplicht werd zijn studie onderbroken. Hij vocht in de meidagen als soldaat bij vliegveld Valkenburg.
In april 1943, Nol studeerde aan de NEH oftewel de Nederlandse Economische Hogeschool te Rotterdam, verwachten de Duitse autoriteiten als maatregel tegen de zojuist neergeslagen Meistakingen dat de 15.000 Nederlandse studenten een loyaliteitsverklaring ondertekenen. clip_image003De meesten weigeren en worden in april opgeroepen voor de Arbeidsdienst. Onderduiken leek geen optie en de hevige dreigementen van de Duitse autoriteiten om maatregelen te nemen richting ouders van de studenten overtuigden voldoende om zich te melden. Met medestudenten kwam Nol eerst in kamp Ommen, één van de verzamelplaatsen voor de studenten in Nederland, daarna wordt hij met ongeveer 2.900 andere studenten naar het Duitse Rijk afgevoerd. In de omgeving van Berlijn wordt mijn oom ingezet als Inventure. Dat houdt in dat hij zich permanent met de inventaris van de fabriek moet bezig houden. Vooral schroefjes tellen, op een rij leggen en noteren waren dagelijkse bezigheden. “Schön aufbauen, Zehn bei Zehn” herinnert hij zich nog.
De administratieve activiteiten werden na de bombardementen in 1944 verplaatst.

Oom Nol woonde waarschijnlijk in barakken met 15 personen in Arbeitslager I, hij werkte in het Unterwerk van de Heinkelfabriek. Daar werden de buitenlandse gevangenen voornamelijk ingezet voor de assemblage van de vliegtuigen en schroefjes tellen hoorde er bij.

Wie het boekje Germendorf leest en mijn nu 95 jarige oom beluisterd kan stellen dat hij niet heeft geleden tijdens de twee jaren dat hij dwangarbeider was. Op geen enkele manier neemt hij het de Duitsers, die hij ontmoette kwalijk. Ja er waren natuurlijk minder prettige broeders bij, maar dat was overal zo.
Oom Nol herinnert zich Herr Luduke, een hooggeplaatste opzichter. Hij had met hem gene contact, wel met een zekere “”Aane” er werkten in de fabriek ook mensen die geen dwangarbeider waren. Je moest wel voorzichtig zijn met wat je zei, zo was er een Jos Voets die ’s nachts werd opgepakt en naar het Concentratiekamp gestuurd. Jos overleefde de oorlog gelukkig wel.
Voor de rest was het wel een, wat hij noemt, gezellige tijd. Kameraadschap en spelletjes doen iedere avond hielpen zeker. Daarbij speelt ook dat hij geluk heeft gehad dat het zo ging als het ging. Overdag in werkoveral en ’s avonds in gewone kleding was een van de kleine genoegens die velen in de strengere en  vaak onmenselijke kampen misten.

De dwangarbeiders kregen een klein inkomen (Gehalt) de Polen die in dezelfde fabriek werkten kregen minder. De Polen en andere hadden het een stuk slechter. Oom Nol leerde uiteindelijk een paar woorden Tsjechisch. Dat was voor een groot deel ingegeven door de Tsjechische dames. Hij leerde de dochter van een onderwijzer kennen, Mila Oeflova (naam is een gissing) uit Praag.

De bevrijding op zondag 22 april 1945 kwam niet onverwacht. Uiteraard had men door dat de Russen kwamen. “Ze kwamen op zondagmorgen”, weet mijn oom te melden. Van de andere barakken hoorde men dat de Duitsers waren gevlucht. Dat was het signaal om ook maar weg te gaan, oom Nol vertrok met mede studenten naar Nederland. Een lange en trage tocht. Om niet alles te moeten lopen confisqueerde men een paard en wagen. Cavalerist en medestudent Ernst Stroop kon mennen, hij bracht de groep naar Hamburg.

Bij de Elbe trof men de geallieerden uit het westen en werd men in een kamp ondergebracht in afwachting van een vrachtwagenrit naar Hamburg.

Per schip voer men uiteindelijk naar Rotterdam. De terugtocht duurde daardoor 2 maanden. Oma van der Drift was niet voorbereid op de terugkomt van Nol. De post en telefoon functioneerden immers nog maar gebrekkig. Op 16 juni was er net iemand jarig, toen de bevrijde dwangarbeider het huis aan de Molslaan betrad.

This entry was posted in Nederland, Verhalen and tagged . Bookmark the permalink.

Comments are closed.