Informatie & communicatie als vak

imageAfgelopen maand pleitte de Koninklijke Nederlandse Academie van Wetenschappen voor de invoering van een apart vak ‘Informatie & communicatie’ in het voorgezet onderwijs. Het centrale begrip in dit rapport is “Digitale geletterdheid”.
Onder digitale geletterdheid wordt verstaan: “het vermogen digitale informatie en communicatie verstandig te gebruiken en de gevolgen daarvan kritisch te beoordelen”.
De KNAW publiceerde in december van 2012 het advies “Digitale geletterdheid in het voortgezet onderwijs, vaardigheden en attitudes voor de 21ste eeuw”.
Terecht gaat men in het rapport uit van het idee dat het vak informatica sinds 1995 niet of nauwelijks is aangepast. Het gevolg is dat steeds minder scholen het aanbieden. Vanuit bezorgdheid met onze kinderen vragen de onderzoekers zich af of we onze kinderen optimaal voorbereiden op de wereld waarin zij opgroeien. Duidelijk is dat de KNAW derhalve pleit voor een snelle en krachtige vernieuwing van het informaticaonderwijs.

Digitale geletterdheid
Net als taalbeheersing en rekenvaardigheid is volgens de schrijvers van het rapport digitale geletterdheid een vormingstraject dat iedereen gedurende langere tijd moet doorlopen en dus op school thuis hoort. Om onze jeugd digitaal geletterd te maken doet het rapport vier aanbevelingen.

  1. Het invoeren van een verplicht vak Informatie & communicatie voor de onderbouw van havo en vwo.
  2. Vernieuw het keuzevak Informatica voor de bovenbouw van havo en vwo.
  3. Zorg voor interactie met andere vakken.
  4. Leid een nieuwe generatie docenten op om deze vakken te geven.

Het valt op dat de adviezen aan havo en vwo zijn gericht. Vanuit KNAW begrijpelijk maar niet erg efficiënt. Als digitale geletterdheid zo belangrijk is dan had ander onderwijs daar ook in meegenomen moeten worden. Gesteld dat digitale geletterdheid belangrijk is, dan geldt dat voor alle onderdelen uit het voortgezet onderwijs.

Voor alle leerlingen is aandacht voor ICT en digitalisering van de samenleving belangrijk. We zitten bijna allemaal op internet, gebruiken een mobiel, betalen digitaal en doen “iets” met Facebook of Hyves. Daar heb je vorming voor nodig: Zoals je bij Nederlands het verschil tussen ABN en informeel taalgebruik leert, moet je ook leren wat je wel of niet in je profiel zet. Hoe beweeg jij je over internet en zorg je ervoor dat je niet een spoor aan onbeschermde informatie over jezelf achterlaat? De laatste tijd is toch wel bekend geworden dat we veelal gemakzuchtig overal hetzelfde wachtwoord gebruiken. Wanneer zet je de mobiel uit in gezelschap? Dit zijn belangrijke zaken waar een opgroeiend kind kennis mee moet maken en moet leren.

Het rapport schiet er even naast als men beweert dat in 1995 het vak Informatiekunde gericht was op het verkrijgen van een digitaal rijbewijs. Dat was toen in elk geval niet zo, het hoogste doel uit die periode was niet meer of minder dan leerlingen bekend te maken met de computer en een aantal vaardigheden aan te leren.
Het concept digitaal rijbewijs is pas bedacht toen informatiekunde alweer was afgevoerd. Het digitale rijbewijs werd als metafoor bedacht om scholen te helpen welke digitale vaardigheden nodig waren voor docenten. Iets anders was het ECDL, een Europees initiatief, in Nederland vooral gebruikt in het MBO.

Informatiekunde is nooit een echt vak geworden, omdat de overheid geen geld over had voor het opleiden van leraren informatiekunde. Iedereen kon dat geven was de gedachte. Scholen waren vrij om een vak informatiekunde op het rooster te zetten (in de vrije ruimte) of om de kerndoelen te integreren in andere vakken. Er werden kerndoelen geformuleerd die moesten worden gehaald aan het eind van de basisvorming, maar het vak bestond niet. Uiteraard werd er op de scholen gesteggeld over wie welke onderdelen in zijn vak moest behandelen. Het ging helemaal mis met dit vak toen aan het begin van het nieuwe millennium vakintegratie van belang werd. Een vak als Nederlands zou makkelijk de leerlingen de beginselen van Word kunnen aanleren. Daarmee was de uitholling van wat in de beginperiode werd beoogd ingezet. Ontwikkelingen kwamen nagenoeg stil te staan.

De vraag blijft: “welke informaticakennis en -vaardigheden zijn nodig voor een havo vwo scholier?” De commissie kreeg tevens als taak mee aan te geven hoe het onderwijs deze kennis en vaardigheden kan opnemen in het curriculum. Daarbij vond men dat de bediening van apparatuur niet hoeft te worden aangeleerd. Hierdoor lijkt het, door afwezigheid van techniek, alsof digitale geletterdheid voornamelijk een sociaal vak zal gaan worden. In de nadere uitwerking van het begrip digitale geletterdheid klopt dat ook wel. De commissie stelt dat:”vaardigheden in de digitale informatie en communicatie en het kunnen reflecteren op de impact ervan en de beperkingen en toekomstige ontwikkelingen in de 21ste eeuw van groot belang”. Zij zijn even onmisbaar als vaardigheden in taal en rekenen, en inzicht in de betekenis en gevolgen daarvan. Centraal staan begrippen als basiskennis, gebruik en gedrag.
Die laatste drie begrippen worden nogal vaag gehanteerd. Bij basiskennis staat begrip van de werking, bij gebruik de kritische omgang en bij gedrag het hanteren van normen en waarden centraal.
Stel je nu eens voor dat we het over een fiets hebben. Wie basiskennis van fietsen heeft, weet dat gebruikers zich kunnen verplaatsen. Ook is geleerd dat fietsers anderen niet van de sokken mogen rijden maar zelf kunnen fietsen is hierbij niet nodig.

De manier waarop we volgens dit rapport in havo en vwo tegen Informatie Technologie aan moeten kijken mist als onderdeel technische vaardigheden. Gebruik houdt ook in dat we naast het kunnen uitvoeren van standaard dingen ook creativiteit nodig hebben om verder tot ontwikkeling te komen. Het is m.i. zeer zinvol creativiteit en meer instrumentele kennis te ontwikkelen. Het rapport lijkt zich daarin tegen te spreken. Het bepleit immers om geen kennis te nemen van instrumentele vaardigheden, anderzijds wil het wel dat digitaal geletterden om kunnen gaan met standaardsoftware en apparatuur. Als we nog eens die fiets nemen, dan moet het licht kunnen aandoen en de banden kunnen oppompen. Banden plakken en lampjes verwisselen zijn handig, maar niet persé nodig als je het ook aan de buurman kunt vragen. Moeten er wel voldoende vaardige buurmannen zijn.

Onderwijs
De commissie constateert dat er met de huidige vakken Informatiekunde en Informatica op havo en vwo problemen zijn, beide vakken schieten serieus tekort op inhoud, kwaliteit en positie.
Het vak Informatiekunde is nagenoeg verdwenen en het examenprogramma van het keuzevak Informatica in de bovenbouw is sinds 1995 nauwelijks vernieuwd. Het vak gaat over computers, programma’s, systemen en bedrijfstoepassingen, niet over informatie, informatiestromen en communicatie in sociale netwerken. Het negeert de enorme ontwikkelingen in de digitalisering van informatie en communicatie en de impact daarvan in de afgelopen twintig jaar. Hierdoor is het vak inhoudelijk uit de tijd. Het informatica-onderwijs stijgt vaak niet uit boven het niveau van het gebruiken van eenvoudige functies in softwarepakketten. Hierdoor is aansluiting bij vervolgopleidingen onder de maat.

Ook de kwaliteit van de leraren is in het geding. Vaak is er van digitale geletterdheid geen sprake en zijn de leerlingen vaardiger met digitaal gereedschap.
In het buitenland, het rapport spreekt over Frankrijk, Duitsland, Zwitserland, Engeland, Zweden, Finland en Singapore, wordt het informatica-onderwijs geherstructureerd of staat het ter discussie. In elk van de landen komt de nadruk sterker dan in het verleden te liggen op het kunnen reflecteren op de impact, de beperkingen en de toekomstige ontwikkelingen van de digitalisering van informatie en communicatie

De leerling wordt daarbij niet geleerd om te gaan met (veelal bekend) ICT-gereedschap maar te begrijpen wat de gevolgen en beperkingen zijn van het gebruik ervan. De bovenbouw legt de nadruk meer op de technische aspecten van computers en computernetwerken. Zwitserland en Frankrijk zijn op dit punt koplopers met de invoering van een nieuw, technisch georiënteerd curriculum voor de bovenbouw. Een bredere opzet van het bovenbouwcurriculum, dat niet louter een bèta-oriëntatie mogelijk maakt maar ook leerlingen in andere profielen aanspreekt, verdient volgens de commissie de voorkeur.

Conclusie
Het rapport raakt een belangrijke economische en technische snaar. De samenleving is in korte tijd gedigitaliseerd en kent een andere, nieuwe omgang met materiële en immateriële zaken. Daar ligt techniek aan ten grondslag. Die techniek moet zo vroeg mogelijk aan onze kinderen worden doorgegeven. Door vaardigheden op te doen en te leren wat er kan gebeuren kan men het idee van digitale geletterdheid inhoud geven.
In tegenstelling tot wat dit rapport in het midden houdt bepleiten wij veel meer voor technische vaardigheden en technische kennis dan het rapport voorstelt.

Laten we hopen dat de overheid niet bedenkt om weer van alles op te tuigen zonder geld en kennis, maar laten we gebruik maken van allerlei initiatieven in ons land. Laten we ook kijken en leren van wat ze in andere Europese landen doen.
De keuze voor een vervolgopleiding in de technische of bèta sector is een heel ander verhaal. Kiezen is al heel moeilijk, maar eerlijk voorlichten over studies is nog moeilijker. Dat kunnen maar weinigen, zou dat wel gebeuren dan is de kans op meer mensen in (ICT) techniek wellicht groter.

Aad van der Drift
Marijke van der Brugge

Download advies: http://www.knaw.nl/Content/Internet_KNAW/publicaties/pdf/20121027.pdf

This entry was posted in Geen categorie and tagged . Bookmark the permalink.

Comments are closed.