CONNEMARA, TO HELL OR CONNAUGHT

To Hell or Connaught (Connamara maakt daar deel van uit). De niet zo geliefde Oliver Cromwell heeft duidelijk aangegeven hoe hij tegen deze omgeving aankeek. De geschiedenis laat zich kort als volgt omschrijven:” In 1641 brak in het koninkrijk Ierland een opstand uit. Hierbij werden veel Engelse protestanten omgebracht, die zich als Engelse en Schotse kolonisten gevestigd hadden. De Ieren zouden die opstand nog lang met zich meedragen. Olivier Cromwell herstelde in 1649 bij de Slag bij Drogheda hardhandig het gezag. Cromwell wordt in Ierland de “Ierenslachter” genoemd. Hij liet de Ierse provincie Ulster stelselmatig etnisch zuiveren en gaf de Ieren daar de keuze tussen “the hell of Connaught” (Connaught en Ulster zijn 2 van de 4 Ierse provincies die op hun beurt in totaal 32 counties zijn onderverdeeld). Diegenen die weigerden te vertrekken werden gedood. In hun plaats kwamen er Engelse protestanten en Schotse presbyterianen die op korte termijn zo’n 90 % van de bevolking gingen uitmaken. Het optreden van Cromwell had een duidelijk religieuze achtergrond. Hij zette zijn strijdkrachten, in naam van God, in tegen de zoals hij ze zag: ‘afgodische Ierse papisten’ 10-CONNEMARA-009Deze etnische zuiveringen in het begin van de 17e eeuw zijn nu nog altijd de oorzaak van de gehele impasse in het noorden van Ierland. Cromwell liet na deze gruwelijke oorlog Ierland in puinhopen achter. De bevolking was gehalveerd door de oorlog en de meeste leiders waren dood of verbannen. In 1654 kwam een republikeinse grondwet tot stand met Cromwell als Lord Protector (landvoogd) met een Raad van State van 15 man. Ook werd een parlement gekozen maar toen dat na enige tijd de macht van de Lord Protector wilde beperken, werd het ontbonden. Van 1655 tot 1657 was Cromwell in feite dictator van Engeland. In 1657 werd hem de kroon van Engeland aangeboden, mits hij de grondwet en het parlement zou erkennen. Cromwell twijfelde, omdat hij zelf het koningschap had afgeschaft en weigerde. In plaats daarvan liet hij de titel van Lord Protector erfelijk verklaren. Op 3 september 1658 stierf hij en werd opgevolgd door zijn zoon Richard Cromwell. Deze bleek niet in staat het land verenigd te houden en het parlement herstelde de monarchie. In 1661 werd Oliver Cromwells lijk opgegraven en postuum op 30 januari geëxecuteerd, de datum waarop hij Karel I had laten terechtstellen.
We zijn nu in het land van Cromwell, de paar Ieren die ik spreek zijn 350 jaar na dato nog steeds niet in staat de naam van de Ierenslachter uit te spreken. Het landschap boven Galway is direct kaal, mooi en heuvelig. Ik zou dit gebied bijna de kaalgeschoren schedel van Ierland willen noemen. Nog steeds is dit gebied achtergebleven. De wegen zijn van een matige tot slechte kwaliteit.

We gaan in Clifden even het toeristenbureau binnen. De juffrouw achter de balie is niet of nauwelijks in staat tot enige uitleg.

Uiteindelijk vinden we toch in de heuvels een camping. De auto staat tegen het turf aan geparkeerd. De camping is in strijd met de Clifdense VVV, althans zo geeft de dochter van de eigenaresse van de Shanaheever camping ons aan. Ze concurreren met de plaatselijke B&B en dat is natuurlijk niet gewenst. Het is een mooie camping met een goede internetverbinding. Jammer echter dat het er zo vochtig is, nee het regent niet, maar het is gewoon nat. Volgens de VVV, die zoals gezegd uitblinkt in sloomheid kunnen we kiezen uit vier loops. Dat zijn fietsroutes van 13 tot 40 kilometers in de omgeving van Clifden. We kiezen voor de hemelse route 1, de Sky Road Loop. Deze is ca. 16 km en gaat langs twee baaien, de Clifden en de Streamstown baai. Sky associëren we in elk geval met klimmen en dalen. We worden inderdaad al direct getrakteerd op een lekkere heuvel, maar nog wel in het dorp. Boven zien we dat we direct weer naar beneden moeten. We hadden er ook omheen kunnen rijden zonder te klimmen, maar geen van de richtingaanwijzers die ieder kruispunt kent gaf dit aan. Al snel op Sky road zien we een bordje verwijzen naar het monument van John D’Arcy de stichter van het stadje. De man wordt voor zijn inspanning door de kamer van koophandel van Clifden geëerd. Clifden is ondanks zijn geringe aantal inwoners (ruim 1900) de grootste plaats van Connemara. De plaatselijke supermarkten zullen behalve dit stadje ook een groot deel van het omliggende land van goederen voorzien. We komen verder alleen nog winkels tegen bij benzinepompen, het zijn dan meestal een Spar of Value. Deze kleine kruidenierwinkels zijn over het algemeen goed bezocht. De meeste dagelijkse zaken zijn er te koop en voor prijzen die niet veel afwijken van grotere winkels als Aldi en LIDL. Wel zijn ze vaak erg rommelig.
10-CONNEMARA-004We zijn nog steeds op weg naar het monument van D’Arcy, daarvoor moeten over een hek klimmen en een heuvel beklimmen. Het uitzicht op de stad is er erg mooi, het monument een soort blokkendoos zonder smaak. Die John D’Arcy was een grootgrondbezitter uit Galway. Het leek hem handig om op de plek van het huidige Clifden een nederzetting te stichten. Dat gebeurde ergens aan het begin van de 19e eeuw. In 1907 was Clifden wereldnieuws. Het lukte toen om een kabel tussen Newfoundland en hier te leggen. Daardoor werd het mogelijk eenvoudig met de andere kant van de wereld te communiceren. In de buurt van Clifden landde in de jaren dertig van de vorige eeuw ook het eerste trans-Atlantische vliegtuig.
Wij gaan verder met loop 1 en rijden langs het kasteel van de eerdergenoemde D‘Arcy, het is nu een ruïne. Direct na dit kasteel beginnen de schitterende vergezichten over de Atlantische oceaan.
De weg gaat tot 150 meter hoog, maar gelukkig ook weer langdurig omlaag. De trieste wolken en de nattige weg geven aan het einde van dit prachtige stuk weg iets heel speciaals aan het haventje. Een paar kleine oude bootjes liggen in de baai, in de verte wordt er zelfs met zo’n bootje gevist. Dit alles kan haast geen lucratieve bezigheid zijn blijkens de armoedige vissershuisjes. Vanaf de punt van deze route zien we in de verte een paar eilanden liggen. Een ervan is Inishturk en de ander Talbot. Geen idee wat ik met deze kennis moet maar het uitzicht is alles bepalend, schitterend dus. We moeten weer omhoog en komen aan de andere kant van de Sky Road route terecht. Hier is de weg vlakker, een aantal campers rijdt ons regelmatig tegemoet. Hier is ook een grote baai, die direct in contact met de zee staat. Overal ligt dood zeewier. De deels afgekalfde kust laat een bruine laag zien. Veen, veen en nog eens veen. De boeren vervoeren het in grote karren naar hun huizen, op veel plaatsen ruik je dat ze het huis met de turf verwarmen. Een dikke rook, veroorzaakt door het nog niet geheel droge veenmateriaal zie je zelfs in de zomer uit menig schoorsteen komen. Het laatste deel van deze 16 km lange tocht gaat weer steil omhoog. Ze hebben er zelfs de weg opnieuw bedekt, er moet nog een keuze worden gemaakt Mag je er 50 of 80 km/u? Een moeilijke keus in dit land waar je meestal overal 100 km/u mag rijden op soms wel heel erg smalle wegen. Van miezerig worden het op een gegeven moment echte druppels. Niet veel, maar net voldoende om alles nat te maken. ’s Nachts loopt langzaam onze elektriciteitskabel vol water, kortsluiting. De volgende ochtend lang in bed, maar het helpt niet de regen te verdrijven. Tegen de middag rijden we naar de Kylemore Abbey. Overal ligt turf te drogen, het is zondag dus turfstekers zelf zien we helaas niet aan het werk. Het parkeerterrein van Kylemore Abbey staat vol auto’s en bussen. Midden in Connamara is de belangstelling voor een klooster en een niet helemaal op orde zijnde tuin erg groot. Het zal dan ook wel niet alleen de pracht en praal zijn, maar ook het verhaal. Deze plek kent twee verhalen. Een over de huidige eigenaressen en een over de vroegere eigenaar en zijn vrouw.
Op dit moment is de Kylemore abdij (naam komt van “Coill Mor” iers voor “Groot Bos”) eigendom van de Ierse Benedictessen uit Ieper. De herkomst van deze kloosterzusters is bijzonder. In 1598 mocht de dochter van de Hertog van Northumberland een klooster in Brussel stichten voor Engelse nonnen. Deze orde verhuisde naar Ieper waar men het klooster schonk aan de Ierse natie. Deze zusters bleven echter in Ieper, zelfs nadat de Fransen na hun revolutie korte tijd deze orde verboden hadden. Er was serieus oorlogsgeweld nodig om de orde te verdrijven en kwam in de eerste wereldoorlog. Ieper werd totaal aan puin geschoten net als de abdij van deze gemeenschap. Na wat omzwervingen kwam de toch niet geheel onbemiddelde orde in de omgeving van Kylemore terecht. Van de paus mochten ze in het landgoed hun Ieperse klooster voortzetten. Daarvoor kocht men het voor de geringe som van 45.000 pound. Voor de abdij staan in de regen twee nonnen te praten. Geen idee waar het over gaat, maar hun aanwezigheid is nog zichtbaar. In de abdij maken ze zeep, chocola en wat kunstwerken. Tevens is er een apostolaat van de opvoeding, zeg maar een school. Wat scholieren daar wordt onderwezen laat zich raden, bezoekers zijn er blijkens de borden niet welkom.

Wel mogen we het kasteel en de tuin bekijken. Het kasteel heeft nog duidelijk sporen van een rijke historie. Mooi gedekte tafels, een damessalon en dure meubelen. Alles om de oorspronkelijke eigenaar en zijn vrouw te plezieren. In de zalen ook portretten met nonnen en een houten beeld van Benedictus. Benedictus was overigens zo gek nog niet, hij predikte vooral naastenliefde en respect (vrede) voor elkaar. Daartoe zocht hij de afzondering en de armoede.
Beiden nog steeds kenmerken van deze kloosterorde, al zie ik in het mooie gebouw die armoede niet zo terug. Met een busje rijden we van kasteel naar de ommuurde Victoriaanse tuinen. Die tuinen vallen nogal tegen. De nonnen hadden duidelijk andere prioriteiten. De vervallen tuinen worden sinds 1995 weer opgeknapt. Er wordt serieus uitgezocht wat er ooit heeft gestaan. Tineke is niet onder de indruk, het lijkt volgens haar wel een gemiddelde Nederlandse tuin. Ze ziet dan ook nauwelijks bijzondere planten. Wel zijn de vroegere kassen en woningen van de opziener en het personeel bijzonder aardig. De twintig kassen van weleer zijn op twee na verdwenen. Het huis van de arbeider en zijn vrouw doet sober aan. Er brandt een turfvuurtje, om het geheel brandende te houden gooien we er nog een turfje bij op. Buiten zien we de schoorsteen er direct op reageren. Ook in het huis van de vroegere opzichter brandt de kachel. Het is een huis waar ik zo mijn intrek zou willen doen, schoon, helder en met een prachtig uitzicht vanuit de woonkamer. Hier hield de opzichter toezicht op de vele werkers in de tuin en zorgde hij ervoor dat de eigenaar en zijn vrouw zich konden verpozen bij hun bezoek.
Het tweede verhaal van dit landgoed, nu de Kylemore Abbey geheten gaat over Michell Henry en zijn vrouw Margret Vaughan. Mitchell Henry was een rijke textielbedrijfeigenaar. Op zijn huwelijksreis kwam hij op deze plek. Het was toen de tijd van de Great Famine. Het stel raakte ondanks de armoe erg gecharmeerd van Kylemore en besloot er een paleis te bouwen. Men begon met de bouw in 1862 en in 1868 kon men er in trekken. Tijdens een reisje naar Egypte overleed Margret aan dysenterie. Haar lichaam werd gebalsemd en naar Kylemore gebracht. Daar bouwde Mitchell ook nog een kerk-mausoleum en begroef haar daar. Ook Mitchell is er uiteindelijk begraven. De nonnen danken er een mooie kerk aan. In 1903 werd het landgoed verkocht en 17 jaar later door de Benedictijnse nonnen weer aangekocht. Sinds 1995 wordt het landgoed weer in oude luister hersteld, goed voor het toerisme, werkgelegenheid en …..nou ja het is echt een plaatje in het landschap.

Van de abdij op zoek naar een slaapplaats, het is al laat in de middag. We vinden een plek aan het strand van Renvyle. Een boer heeft in de baai van Killary harbour zijn weiland tot camperpark omgetoverd. Wij vinden een plek op de top van een begroeide duin met schitterend uitzicht op zee. Als s ‘avonds de regen weg trekt worden we getrakteerd op een schitterende zonsondergang.

10-CONNEMARA-217Connamera National Park is mooi en lijkt grenzeloos. Ook buiten de hekken van het 2000 ha grote park is weinig verschil met wat er op de gebaande paden voor de dagjesmensen gebeurt. In Letters from Ireland van Harriet Martineau (1852) staat: “ Then there are grand bare mountains…….with caprices of sunlight playing about their solemn heads, and shining into their purple depths: and below are waters untraceable an incalculable ”. Een prachtig landschap met schaarse bewoning is het beste zoals Connemara zich laat beschrijven. We zijn in het gebied van de 12 kaalhoofdige, “the twelve bens“. Rondom Letterfrack liggen twaalf forse heuvels die als het ware kale kopen net boven de aardkorst uitsteken. Hier en daar steekt een plukje groen de kop op. Vermoedelijk kleine veldjes waar wanhopige boeren hun aardappels voor hun veel te grote gezinnen plantten. Het bezoekerscentrum van het park lijkt vooral op een overdekte picknickplek. Wij hebben mooi weer, dus hoeven we er niet te zitten. We nemen een 3 km lange rondwandeling. Deze is met grind bedekt en als we bij het echte veen komen heeft men er planken overheen gelegd. Veldleeuweriken, roodborsttapuiten, vinken en andere vogels moeten het gebied bevolken. Helaas zien we ze niet. Met zo’n mensenmassa in je biotoop hebben ze er ook geen zin in. In de verte zien we de zgn. Connemara pony’s lopen. Het schijnt iets bijzonders te zijn, in elk geval doet men hier zijn best dit soort te behouden. Het park was vroeger onderdeel van Kylemore en een groot deel was particulier bezit. Richard Martin, de eerste die zich het lot van dieren aantrok kocht een ander deel van wat nu het park is om zo de dierenbescherming ter wille te zijn.
Het gesteente dat we overal aantreffen is metamorf. Ruim 550 miljoen jaar geleden ontstond dit in een warme tijd als erosiemateriaal. Aardbodemverschuivingen hebben ervoor gezorgd dat de sedimenten in uitgerekte bergketens veranderden met meerdere samenstellingen. De kale koppen bestaan dan ook meestal uit het harde kwartsiet en de onderkant van de bergen zijn zachtere schisten. De laatste ijstijd heeft hier zijn sporen ook achtergelaten. Zand, grind, keileem en zwerfkeien bepalen waar nog enige vegetatie kan ontstaan.
Ook treffen we drooggelegde turf op heel veel plaatsen aan. We stappen zelfs uit om het te fotograferen. Jammergenoeg treffen we nergens turfstekers aan.
De turfwallen zijn ongeveer 70 cm hoog. Turf wordt hier naar beneden (verticaal) gestoken. Dat wordt gedaan met een speciale schop. Na iedere haal zorgt een inkeping dat de volgende turf makkelijker kan worden gestoken. De veengronden zijn nattig en hoewel er langzaam verterende materie in de grond zit ruikt het niet. Zelfs vers gestoken turf heeft geen eigen geur. De turflucht ontstaat pas als de harde gedroogde turf wordt verbrand. Donkergrijze wolken dwarrelen op die momenten uit de schoorsteen. Langs de weg zien we her en der bulten met gedroogde turf liggen. Vermoedelijk wordt dit opgehaald. Ook zien we in de velden plastic zakken staan. De hierin gedeponeerde turf wordt verkocht aan de benzinepomp.

[flickr-gallery mode=”photoset” photoset=”72157627380422416″]

This entry was posted in Ierland and tagged , . Bookmark the permalink.

Comments are closed.