Leve de kenniseconomie

Ook het onderwijs kent zo zijn markteconomische gebruiken. Hoe idealistisch de docent ook zegt te zijn, hij is net als alle andere werkenden een homo-economicus. Wie niet voldoende verdient gaat naar elders. De laatste jaren lijkt dat maar al te waar, immers wie wil er nu nog leraar worden.
Het zware beroep vak docent wordt niet al te best gewaardeerd. Keek men vroeger nog tegen de meester op, tegenwoordig snapt men niet waarom je niet iets anders bent gaan doen.
Gevolg hiervan is wel dat deze houding heeft geleid tot een almaar nijpender docententekort.
In het onderwijs moet geïnvesteerd worden willen we er als samenleving voldoende rendement uit halen. Een beetje onderwijs kan niet. Betaal de docent marktconform en zie de lerarenopleidingen stromen weer vol.

Wil ons onderwijs op hoger niveau komen en blijven dan zal er zelfs in economisch barre tijden geïnvesteerd moeten worden. Gelukkig wordt dat de laatste 15 jaar weer gedaan. Een heel leuk investeringsprogramma van de overheid was daarbij bijvoorbeeld het plan uit 1997 “Investeren in de toekomst” van voormalig minister Jo Ritzen. Deze PvdA-er werd in de volgende kabinetsperiode zelfs rechts ingehaald door Loek Hermans. ICT heeft dankzij deze investeringen een vaste en degelijke plek in de middelbare scholen gekregen.
Helaas moet er nog steeds meer bij, in Europa is ons onderwijs per hoofd van de bevolking niet duur.

In materieel opzicht is er, zoals hierboven gesteld,  de laatste jaren in elk geval meer geïnvesteerd dan voorheen, hoewel de gemeente Groningen (ja onderwijshuisvesting is een zaak van de gemeente) daarin nog niet zo hoog scoort als andere gemeenten.
Wie de website http://www.hoegulismijngemeente.nl/ bekijkt ziet dat Groningen maar matig meedoet. De cijfers zijn zelfs niet goed boven tafel te krijgen volgens de makers van genoemde site. Andere gemeenten doen het beter, kijk eens naar Haren (gemiddeld 100,7 %) of naar Zuidhorn (111,2%). Sommige gemeenten zijn dus gul en anderen heel wat minder. Opvallend is dat de kleinere gemeenten vaak meer afstaan van hun inkomsten dan grotere. Niet voor niets is er nog veel achterstallig onderhoud, met name in PO scholen.
Overal waar de overheid een coördinerende taak heeft worden formulieren ingevuld, wordt er  vergaderd en overlegd. Deels is dat te begrijpen, als burger wil je bijvoorbeeld weten wat die overheid met jouw geld doet. Toch is dat niet erg efficiënt. Te veel vergaderen gaat ten koste van de kerntaken van een instelling. Denk maar aan de politie, het lijkt blauwer in het Bureau dan op straat.
Ook het onderwijs verbureaucratiseerd. Ouders en ministerie willen nog steeds van alles.
Zo geeft de politiek maar al te makkelijk een taakje aan de school, omdat ze er zelf ook niet uit komt. De uitvoer vraagt om overleg dus is vergaderen noodzaak. Een belangrijker punt is dat we als samenleving veel meer dan vroeger op maat gesneden werk willen zien.
Kijk bijvoorbeeld naar de opvoedproblematiek van individuele leerling. Vroeger werd veel door moeder thuis opgevangen, maar dat is nu veel minder. Grotere probleemgevallen (en dat lijken er jaarlijks meer te zijn) worden veelal geholpen door professionals, hetgeen duur en tijdrovend is.
De natuurlijke bondgenoot van de overheid als het om opvoeden gaat is school. De overheid weet dat maar al te goed: meer en meer zaken legt men op de stoep van deze instellingen.  In het MBO schijnt er zelfs een ware wildgroei te zijn opgetreden.
Zolang de school allerlei maatschappelijke taken moet uitvoeren is ondersteuning nodig. Erg is dat niet, maar de lestaken van de docent vervagen hierdoor wel.

De school als veilige omgeving verlangt conciërges bij de voordeur. Het is eigenlijk van de zotte dat wij 100-150 leerlingen in een gebouw achterlaten zonder goede portier. Mede hierdoor kon mijn boze zoon op een dag naar huis lopen zonder dat zijn conciërge loze school dat direct door had.
Als ouder vond ik dat niet geheel geslaagd! Investeren in deugdelijk onderwijs is niet alleen goed door kwaliteitsbewaking, maar ook voor de noodzakelijke geborgenheid en veiligheid van onze kinderen. Terug dus  die conciërges in de basisscholen.
Een minder geslaagde investering is de maatschappelijke stage. De praktijk is de beste leermeester, moeten een paar Haagse ambtenaren ooit eens hebben bedacht. Mogelijk is er daarom de maatschappelijke stage bij het VO ontstaan.
Naar mijn mening een geld- en tijdverslindend onding. De kritiek op dit door het huidige kabinet voorgestelde plan komt van veel kanten, partijen als D66 en het LAKS snappen niet helemaal hoe de 72 uur verplichte stage voor iedere scholier moet worden ingevuld.
Al in 2008 gaf LAKS middels een enquête aan dat 3 op de 10 leerlingen het nut van die stage niet inzag. Zelfs de parlementaire commissie die eerdere onderwijsvernieuwingen heeft onderzocht liet bij monde van Commissievoorzitter Jeroen Dijsselbloem (PvdA) weten dat maatschappelijke stage een ‘klassiek voorbeeld is van hoe een vernieuwing aan de scholen wordt opgedrongen’.
Zijn eigen partij is helaas wel de medebedenker van het plan om de verplichting in 2011 te laten ingaan.
Veel jongeren lopen stage in supermarkten, daar kunnen ze dan worden ingezet als onbetaald vakkenvuller, iets dat menig leerling op zaterdag al betaalt doet.
Dit is geen kennismaking met de samenleving, maar het laten verdwijnen van nuttiger onderwijsleertijd.

Marktdenken komt uiteraard ook in het onderwijs voor, maar het onderwijs kan en mag nooit een markt zijn. Onderwijs is onderwijs. Kennis kost tijd en geld, veel tijd en heel veel geld. Maar iedereen weet dat deze investering op termijn een welvarende en democratische samenleving oplevert.
Leve de kenniseconomie!

This entry was posted in ICT, Politiek and tagged , , . Bookmark the permalink.

Comments are closed.