STATION 1

Het papiertje dat ik onder mijn neus geduwd krijgt is schreinend.
Er staan een paar plaatjes van gele treinen op.
Twee kleine kinderen huppelen op en neer. Klimmen in nette kleren over de bank en zijn rumoerig.
De vader die zojuist wilde weten of hij in de goede trein zit ziet er moe en afgemat uit. Hun reis voert naar oost-groningen, naar Ter Apel.
Net als hun heb ik gene idee wat ze daar te wachten staat. Irak zegt de man, zijn jonge vrouw kijkt sip voor zich uit.
Verder is er ook geen woord met het echtpaaar te wisselen. Mijn Arabisch en hun Engels passen niet bij elkaar.
De kinderen hebben energie genoeg, springen op de banken en zijn druk De reis voor de kleintjes moet lang zijn, erg lang. Ze hebben niets om mee te spelen.
Uit de binnezak van de vrouw komt ene iPhone, ze kojkt er wat op en stopt hem weer weg.
Deze vier personene uit dit gezin zijn niet het enige asielzoekeres. In mijn coupe tel ik er een stuk of 10 anderen met dezelfde soort kleeding en verdwaasde blik.
In zwolle stappen ze over op de boemel naar Emmens, hopeloos staat de man aan de schuifdeur te trekken. Deze deur wil ook maar moeizaam open.

This entry was posted in Nederland, Politiek, Reizen and tagged . Bookmark the permalink.

Comments are closed.