EENDENKOOI

2011-0224 VLIELAND-032Journaliste Gea Meulema trof in een artikel het hart van mijn familiegeschiedenis. Onze stamvader, voor zover bekend, is afkomstig van kooiker Jacobus Up de Drift. Deze man woonde rond 1490 in Den Haag en was daar als eendenjager werkzaam. Na bijna 500 jaar is er een van der Drift naar het noorden vertrokken en volgden er later meer. Een vleugje kooikersbloed is nog wel gebleven. Hieronder het artikel met als tip voor het Dagblad om er eens een plaat van te maken.

Een heel mooie Eendenkooi is te vinden op Vlieland, daar zijn de bij dit artikel geplaatste foto’s gemaakt.

De rijke historie van de eendenkooi,
Gea Meulema in het Dagblad van het Noorden van zaterdag 17 augustus 2013.

Nederland telde vroeger meer dan duizend eendenkooien, nu zijn er nog maar honderd over. In Drenthe zijn ze allemaal verdwenen, in Groningen zijn nog twee in functie. Eigenaren willen dat de kooi als cultureel erfgoed wordt bewaard. Ze hebben een rijke historie.

De plas en vangarmen moeten uitgebaggerd, de bomen en struiken gesnoeid, de matten gerepareerd. Arjan Hendriks (44) van Het Groninger Landschap staat in eendenkooi Nieuw-Onrust aan de zeedijk in Noord-Groningen. Dit is de plek waar een eeuw geleden honderden wilde eenden werden gevangen en verkocht aan restaurants in Londen en Parijs.
In de plas telen riet en grassen welig en in de vangarmen staat modder in plaats van water. Het Groninger Landschap popelt om de kooi te herstellen. Hendriks: “We willen graag eenden vangen voor het ringen, zodat we weten waar ze naar toe vliegen en hoe ze leven. Deze informatie kan ook van belang zijn voor inzicht in de verspreiding van vogelgriep.” Zo’n 600 meter verderop ligt nog een eendenkooi, de Manneplaats. Deze is sinds 1916 eigendom van de drie boerenfamilies Zijlma, Mansholt en Louwes. Het is de enige kooi in Groningen die nog in gebruik is en de enige commerciële kooi. De eenden die er worden gevangen, worden gebruikt voor consumptie. De staat van de kooi is beduidend beter dan die van Nieuw-Onrust. Een vetpot is het niet, zegt Rijpko Mansholt. “Vroeger in een topjaar vingen we vier- tot zesduizend eenden per jaar, als we nu tussen de vijfhonderd en duizend vangen, zijn we tevreden.” Door de afname van de eendenstand en doordat ze minder in de kooi komen, waarschijnlijk omdat er meer natuur- en rustgebieden voor ze zijn, nemen de inkomsten af. “We doen dit nog als hobby. Het is het in stand houden van een monument.”

2011-0224 VLIELAND-038Eendenkooien hebben een rijke historie. Eendenkooi de Manneplaats in de Westpolder ligt tegen de zeedijk aan. Hij is ontstaan door een dijkdoorbraak bij een zware storm in 1877. De boeren konden niks met de plas en het natte land er om heen en daarom besloten de families op wier grond de kolk lag er een kooi van te maken. Het eerste jaar werd meteen een succes. Volgens een notitie van de grootvader van Rijpko Mansholt enorm bedrag in die tijd. Misschien lekte het uit, want de buren – de families De Cock Woldringh en Sijpkens – besloten eveneens een kooi te graven. Eendenkooi Onrust, later Nieuw-Onrust genoemd, is sinds 1979 in handen van Het Groninger Landschap. Nederland is in de late middeleeuwen, zo rond 1450, nat. Overal zijn plassen, vennetjes en riviertjes. Het stikt van de (trek)vogels die op allerlei manieren worden gevangen. Eenden worden geschoten, maar door de hagel is het niet aantrekkelijk ze te eten, dus wordt een andere manier verzonnen om ze op tafel te krijgen. De eerste boeren spannen een net over een plas om eenden te vangen. Dit systeem wordt verfijnd en zo ontstaat de eendenkooi.

2011-0224 VLIELAND-031Een eendenkooi bestaat uit een plas met op vier of meer plaatsen grote, licht gebogen sloten die op de plas uitlopen, vangarmen of pijpen genoemd. Rondom de plas staan bomen en struiken. In de plas komen tientallen tot honderden makke eenden, lok- of staleenden. Zij vliegen ’s avonds uit om te foerageren en komen ’s ochtends terug met hopelijk zoveel mogelijk wilde eenden in hun gevolg die neerdalen in de plas. De kooiker lokt ze met voer de vangarmen in. Als de eenden eenmaal in de met netten of gaas overdekte armen zitten, jaagt de kooiker – eventueel met behulp van een hondje – ze verder de arm of de pijp in. De makke eenden kennen de truc en zwemmen terug, de wilde gaan letterlijk de pijp uit: ze komen in een bak, de kooiker vangt ze, draait ze de nek om en haalt de darmen er uit, de organen die de meeste kans op bederf geven. In Nederland zijn op het hoogtepunt waarschijnlijk rond de duizend kooien. In Groningen zijn het ruim 50 en in Drenthe rond 160, zo blijkt uit inventarisaties van vogelaar Johan van Klinken, en amateurhistoricus Henk Luning. De eigenaren zijn over het algemeen landbouwers, burgemeesters, notarissen en ander volk met geld. Zij hebben het vermogen om een kooi aan te leggen, want dat is geen kinnesinne blijkt uit de historie van Nieuw-Onrust. De drie boeren investeren elk 1300 gulden.

De meeste eigenaren nemen een kooiker in dienst als beheerder. Hij moet zorgen dat er stal- of lokeenden komen. Hij moet korven plaatsen waar eenden in broeden, zodat de jongen opgroeien in de kooi en er terug komen. Hij moet struiken en bomen snoeien, rieten matten en netten repareren of vervangen, de plas en kooi op diepte houden, ’s winters de plas open houden en in de zomer de plas op peil houden. Voor zeekooi Nieuw-Onrust is dat laatste een probleem, want met enige regelmaat staan de vangarmen of de plas droog waardoor geen eenden kunnen worden gevangen. Er is veel over deze kooi bekend, omdat de Friese kooikenner Gerard Mast de geschiedenis er van uitzocht. Daaruit blijkt dat de eerste kooiker, Frederik de Vries, een weekloon van 7 gulden krijgt en om te zorgen dat hij echt zijn best doet, strijkt hij 5 procent van de winst op. Hij krijgt een woning tot zijn beschikking, een tuin, hij mag het sprokkelhout uit de kooi gebruiken, hij krijgt ’aardappelen voor de winter zoveel als hij voor zijn gezin billijkerwijze nodig heeft’ en hij heeft recht op maximaal driehonderd eendeneieren per jaar. Verder kan hij aanspraak maken op een weide voor een koe, kalf en schaap en heeft hij een kooikerhondje, waarvan de hondenbelasting door de eigenaren van de kooi wordt betaald. Kooiker zijn is hard werken, maar een beroep met veel zelfstandigheid. In Nieuw-Onrust heeft de kooiker contact met lokale afnemers van de eenden, maakt hij verzendingen klaar, koopt hij korven, papier, touw en labels. Hij heeft een vast inkomen, maar zijn deel in de winst varieert enorm. Zo krijgt kooiker De Vries 65,70 gulden in 1899, 36,50 in 1903 en 220 gulden in 1907. Als de vangsten in de jaren twintig van de vorige eeuw tegenvallen, proberen de eigenaren druk op de ketel te houden. Ze verlagen het weekloon van de kooiker en verhogen zijn winstaandeel, zodat hij extra zijn best doet.

2011-0224 VLIELAND-041De bezitters hebben in de beginjaren niet alleen de geneugten, maar ook de narigheid. Zo verkopen ze hun eenden aan een van de grootste exporteurs in Nederland, de firma Van Heck in Dordrecht, die in Kooikerhondje De kooiker maakte bij het vangen van eenden vaak gebruik van een klein hondje, het kooikerhondje. Het hondje was klein, wendbaar, had een pluimstaart en moest weinig blaffen. Om de kooiker te helpen met eenden vangen, moest hij het liefst op gebaren van de kooiker reageren. Het hondje hielp bij het in de pijp jagen van de eenden. Ook deed hij dienst om ongedierte in de kooi te bestrijden. een seizoen wel 50.000 eenden verscheept. Vooral naar Engeland. Maar Van Heck betaalt zijn rekeningen niet. Nadat met Van Heck is gebroken, gaan eenden naar Luik, Gent, Brussel en Londen. Ook Drenthe heeft eendenkooien gehad, maar er is veel minder over bekend omdat ze al vroegtijdig, rond 1828, zijn verdwenen. Amateurhistoricus Henk Luning uit Assen zocht aan de hand van oude namen als ’hutten’, ’hussen’ en ’gloepen’ (en natuurlijk ’kooien’) hoeveel er in Drenthe waren en hij komt tot 160. Ze waren verspreid over de hele provincie. Maar als kanalen worden aangelegd en stroompjes worden genormaliseerd verdwijnt de een na de ander. In Nederland zijn tal van restanten van kooien, maar er zijn nog 104 geregistreerd. Het betekent niet dat ze in gebruik zijn, wel dat ze een akte hebben om te mogen vangen. Friesland heeft met 27 de meeste kooien. Een deel is voor commerciële doeleinden, andere worden gebruikt voor wetenschappelijk onderzoek (ringen) en voor excursies.

2011-0224 VLIELAND-045Het Friese landschap, It Fryske Gea, heeft acht in eigendom en vrijwilligers beheren ze. De Groningers willen dat ook zodra de drie Groninger kooien zijn opgeknapt, de Manneplaats, Nieuw-Onrust en de (in onbruik geraakte) Wytsemakooi boven Uithuizermeeden . “Vrijwilligers kunnen snoeien, matten vervangen en bezoekers rondleiden”, zegt Hans Eilert van Landschapsbeheer Groningen. “De echte liefhebber kan een opleiding tot kooiker volgen, zodat de kennis van dit oude beroep niet verloren gaat.” Hij maakt een vergelijking met molens. “Die hebben in veel gevallen hun oorspronkelijke functie ook niet meer, maar er zijn tal van vrijwillige molenaars die ze draaiende houden en hun opvolgers opleiden.” Hij hoopt dat het Waddenfonds geld uittrekt voor groot onderhoud van de kooien. “Ze passen in het rijtje wierden, kerkjes, dijkcoupures en borgen. Het zijn de pareltjes van het Waddengebied.” Geldeenheid Bij de verkoop van eenden, werd een eigen geldeenheid gebruikt: war (of gewar). 1 wilde eend = 1 war 1 pijlstaart = 4/6 war 1 slobeend of 1 smient = ½ war (halve eend) 1 taling = 1/3 war In eendenkooien werden naast wilde eenden, ook andere eenden zoals smienten en talingen gevangen. Deze eenden worden ’blauwgoed’ genoemd en waren minder waard dan een ’gewone’ wilde eend.

2011-0224 VLIELAND-0342011-0224 VLIELAND-0332011-0224 VLIELAND-0352011-0224 VLIELAND-0362011-0224 VLIELAND-0372011-0224 VLIELAND-0392011-0224 VLIELAND-0402011-0224 VLIELAND-0422011-0224 VLIELAND-0432011-0224 VLIELAND-044

This entry was posted in Verhalen and tagged . Bookmark the permalink.

Comments are closed.