MIJN MOEDERS FAMILIE IN WO II

Mijn moeder werd in 1928 geboren. Toen in 1940 de oorlog uitbrak was ze 11 en leerlinge van de St. Liduinaschool in de Amalia van Solmsstraat. Deze lagere school was een parochieschool en werd geleid door zusters Dominicanessen. De school lag in het Bezuidenhout,  toen nog een wijk aan de rand van Den Haag. Ze was net stout geweest en dankzij de degelijke katholieke opvoeding van mijn grootouders had zij er nogal schuldgevoelens aan overgehouden. Lang dacht ze in haar jeugdige naïviteit dat de oorlog haar schuld was.

De eerste oorlogsdagen waren voor de familie van mijn moeder zeer traumatisch. Mijn opa (geboren in 1899) kwam uit Rotterdam, zijn kant van de familie woonde en werkte in dan ook in de havenstad. Mijn overgrootvader was weliswaar op 54 jarige leeftijd (1927) overleden, maar zijn vrouw, twee broers van mijn opa en twee zussen woonden allen in de omgeving van de Kralingse plassen. Mijn overgrootmoeder woonde in Rozenburgstraat 18. Tot 14 mei 1940 lag de Rozenburgstraat tussen de Lusthofstraat en de Oudedijk. In de crisisjaren van het interbellum ontweek opa de armoede door te werken bij de gemeentereiniging van Den Haag. Het was geen vetpot, maar het zuinige regiem van mijn oma zorgde ervoor dat het gezin een net katholiek arbeidersgezin was. Mijn grootouders hadden zes kinderen, in tegenstelling tot de rest van mijn opa’s familie was dat zeer kinderrijk, alleen oom Bernard in Breda had nog twee dochters. Oom Leo en tante Johanna haalden af en toe mijn ooms en tantes op voor een logeerpartij in Rotterdam. men sliep dan in de alkoof bij oma. Leo was ambtenaar en woonde in de eerste zijstraat van de Rozenburgstraat. Een echte heer was oom Leo. Wie nu de oude foto’s van deze buurt bekijkt ziet een mooie straat, volgens mijn moeder had overgrootmoeder een Rotterdamse deur, groen geverfd met traliewerk.

Met de inval van de Duitsers in mei 1940 raakte mijn moeder een oom, een tante en uiteindelijk ook haar oma kwijt. De familie had met hun huis pech, ze leefden net aan de rand van wat later de brandgrens is gaan heten. Pech zou overigens de familie een hele oorlog achtervolgen. Wellicht was dat dan ook de reden dat er bij ons thuis niet veel over werd gesproken.
Het bombardement op Rotterdam, dat vroeg in de middag van de 14e mei plaatsvond, duurde slechts een kwartier, maar de vernietigende uitwerking, mede door de brand die ontstond, was gigantisch. Ruim 24.000 woningen werden in de as gelegd, 800 mensen vonden de dood en 80.000 Rotterdammers werden dakloos.
Direct na het bombardement braken overal in en rond het centrum van Rotterdam branden uit. De harde wind die het vuur ook nog eens aanwakkerde zorgde ervoor dat de brandweer weinig kon uitrichten.  Vanaf Kralingen en bij de Coolsingel breidde de vuurzee zich over de stad uit. Toen ’s avonds en ’s nachts de aanwakkerende wind draaide, vielen ook andere stadsdelen ten prooi aan de vlammen. Pas op 16 mei werden de grootste branden geblust en was een gebied van ruim 250 hectare geheel of gedeeltelijk verwoest.

image

Gezicht in de door het Duitse bombardement van 14 mei 1940 getroffen Rozenburgstraat. Vanaf de Oudedijk gezien.

Mijn opa en zijn broer, de laatste was kruidenier in de Twentstraat, in Den Haag, gingen na het bombardement naar Rotterdam om overlevende familieleden te zoeken. In het puin vond men enkel een stukje van de jurk van tante Johanna, de rest was weg. Hoewel mijn overgrootmoeder de terreur van het bombardement wist te ontvluchten stierf ze een jaar later van verdriet en ellende op 75 jarige leeftijd (27 oktober 1941). Na die rampzalige dagen kon mijn moeder niet meer naar haar oma, oom en tante. Oom Leo, ligt nog in Rotterdam begraven op de gemeentelijke begraafplaats Crooswijk (vak GG rij 1 nr 37) in de buurt van zijn vrouw Johanna Heppe, (vak GG rij 1 nummer 10)

image

Gezicht op de door het bombardement van 14 mei 1940 getroffen Rozenburgstraat, vanaf de Lusthofstraat, in de richting van de Oudedijk, uit het zuiden.

Het einde van de oorlog verliep voor mijn familie zeer traumatisch. Als kind werd ik er zelfs regelmatig mee geconfronteerd, al moet ik zeggen dat ik dat nooit aan mijn grootouders heb gemerkt hoe zwaar ze het hebben gehad. Wel vertelden ze regelmatig dat ze iets van vroeger kwijt waren. Ook mijn moeder mist zaken uit haar verleden, een zekere onthechting kenmerkt haar. Goederen interesseren haar niet. 
Een verhaal van mijn opa is mij wel bijgebleven. Hij vertelde hoe hij ongewild bij een fusillade terecht kwam. Op 15 december 1944 moest hij naar de het begin van de Laan van N.O.I. De afdeling gemeentewerken moest daar de resten opruimen die de Duitsers na het doodschieten van onschuldigen hadden achter gelaten. Twaalf Nederlanders waren vermoord als represaille voor de dood van één Duitse militair. Een plaquette bij huisnummer 3 herinnert nog aan deze gruweldaad.

Mijn opa en oma woonden tot 3 maart 1945 in de Schiestraat 18. Het was een straat vol gezinnen. Zo woonde op nummer 17 de Joodse familie Simons die in 1942 door de Duitsers werden meegenomen en in Sobibor omgebracht. Deze streng Joodse familie liet op Sabbat de lichten ontsteken door mijn tante Cor of mijn moeder. Een klusje dat men maar al te graag deed wegens de kinderbeloning die daar tegenover stond. Er moest toen ten aanzien van het lot van deze mensen op middelbare leeftijd veel naïviteit zijn geweest, mijn toen 10 jarige tante bracht ze naar het station voor hun laatste reis.

In de week voor het bombardement op het Bezuidenhout was het onrustig boven de wijk. Een stuk of vier Engelse vliegtuigen hadden geprobeerd met pinpoint bombardementen de V1 en V2 installaties in de bossen tussen Den Haag en Wassenaar uit te schakelen. Een V1 of V2 (afk: Vergeltungs waffen) was een terreurwapen zonder strategische waarde. De Duitsers lanceerden 8546 van die V1’s naar Engeland en de haven van Antwerpen. Met een maximaal bereik van 240 km en een primitieve teller kwam zo’n vliegende bom wel ergens terecht. Slechts 57% van de bommen trof doel, daarbij kwamen ruim 40.000 mensen om. Het is dan ook niet verbazingwekkend dat het Engelse parlement harde acties tegen deze terreur verlangde. Toen de V1 aan het einde van de oorlog ook nog eens werd opgevolgd door de snellere V2 bleek die onbereikbaar voor de Engels vliegtuigen.

Half februari 1945 werd een plan ontwikkeld om verdachte opslagterreinen met zwaar materieel aan te vallen.  Vreemd, want luchtfoto’s van 24 februari hadden uitgewezen, dat er geen raketten meer opgeslagen stonden in het Haagse Bos. Desondanks liet de Britse luchtmacht de geplande luchtaanval toch doorgaan.
In de ochtend van zaterdag 3 maart ging de RAF over tot een oppervlakte-bombardement met als doel alles binnen een nauwkeurig bepaalde ruimte te vernielen. De 56 Mitchell-bommenwerpers hadden tot doel de vernietiging van Duinzigt en de daar gelegen commandopost Marlot. Ook wilde men de westelijke rand van het Haagse Bos bombarderen.Op genoemde locaties lagen de raketten meestal opgeslagen. Door een fout in de navigatie  lieten de eerste vliegtuigen hun bommen niet in het noordwesten, maar in het zuidoosten van het Haagse Bos vallen. Een afwijking van 2500 meter, andere toestellen volgden het voorbeeld van de leiding. Op die manier verdween het hele Bezuidenhoutkwartier. Een paar dagen later lukten het de Britse bommenwerpers wel om Duinzigt te vernietigen, de buitenwijk werd geheel verwoest door de verongelukte raketten en de vuurzee die ontstond door de 230 Engelse bommen. De ontplofte V2’s sloegen kraters van dertig meter breed en tien meter diep in de bodem.   

image

Bezuidenhout 1945

Er vielen ruim 500 doden en veel gewonden na dit bombardement. Een van die gewonden was mijn oom. Hij moest (illegaal) een broodje kopen in de Carolina van Nassaustraat. Toen de eerste bommen vielen werd hij met deur en al het huis uitgeblazen.  Bij ene volgende aanvalsgolf werd hij wel geraakt door rondvliegend puin. Hij kwam bij in een ziekenhuis. Direct daarna werd hij bij de nonnen ondergebracht. Dat zinde hem niet dus liep hij richting Stompwijk. Hier zat een boer waar in de hongerwinter aardappelen en groenten in ruil voor zout werd gehaald. De boeren hadden het zout voor de inmaak van voedsel nodig. Mijn opa werkte bij gemeentewerken en kon zo eenvoudig aan strooizout komen.  Met die boer was een goede band ontstaan. Aangekomen bij de boer bleek de 14 jarige het broodje nog steeds onder zijn arm te hebben. Mijn moeder sloeg die dag net als vele anderen op de vlucht. Ze ging lopend in Noordelijk richting, in Leiden kreeg ze bij een vriendin onderdak.

Mijn grootouders gingen die dag op zoek naar hun zoon, die immers in het getroffen gebied was.Een zoektocht die ze samen met goede vrienden ondernamen, de familie Jansen (schaakvrienden). Deze mensen waren zeer behulpzaam, mijn opa en oma overnachtten met noodkoffers bij hen aan de andere kant van de stad. In de nacht van 3 op 4 maart was de woning waar normaal 8 personen leefden geheel onbewoond.

De Duitsers misbruikten de bewoners van Den Haag als levend schild, verantwoordelijk hiervoor was generaal Kammler. De lanceerinrichting van de terreurraketten stond middenin dichtbevolkte gebieden. De bewoners wisten maar al te goed wanneer er een V1 overkwam, dat was aan het  sputterende geluid te horen. Op een vooraf ingesteld tijdstip werd de brandstoftoevoer gestopt en dook de raket omlaag waarna bij de inslag de springkop explodeerde. Vanwege het kenmerkende pruttelende geluid dat de motor maakte kreeg hij van de Amerikanen de bijnaam buzz-bomb. Hield het pruttelen op dan kwam de raket onherroepelijk naar beneden. Op die wijze zal mijn opa de vernietiging van zijn huis dan ook hebben gehoord.

Ondanks het bombardement ging het lanceren van de V1 gewoon door. In de nacht van 3 op 4 maart 1945 stegen vanaf Duinzigt en elders raketten op. Het leek wel, alsof de Duitsers wilden aantonen, dat de RAF alweer de lanceer- en opslagplaatsen van bommen hadden gemist. Een van de projectielen stortte als een vallende meteoor in de tuin van mijn grootouders, die woonden op de hoek Schenkweg-Schiestraat.
Hierbij kwamen zes brandweerlieden en twee Bezuidenhouters om, die daar nog aan het blussen waren. Het huis van mijn grootouders werd geheel verwoest. Jaren later liep ik met mijn opa langs die immer lege plek, het moet twintig jaar nadien zijn geweest. Nog steeds was het witte gekalkte muurtje van het kippenhok te zien.

Na het bombardement kreeg de familie een huis toegewezen in een winkel zonder ramen op de hoek van de Usselincxstraat en de Hendrik Zwaardecroonstraat. In de herinnering van mijn moeder en haar broer kregen ze van een oom schoenen, sliepen ze onder paardendekens en waren de ramen van het pand eerst met karton en later met tuinbouwglas afgesloten.

Mijn moeder keerde na haar vlucht uiteindelijk terug naar waar eens het huis stond, een gestalte in gele jas stond bij het huis, haar oom Jan. Behalve ongeschonden theekopje vonden mijn opa en oma niets meer terug van hun huisraad. Bij de verloren gegane spullen zat ook een redelijke hoeveelheid voedsel waarmee men de hongerwinter had weten te doorstaan. Het verlies van die goederen kostte mijn opa bijna het leven, dankzij voedseldroppings tegen het einde van de oorlog overleefde hij. Ik herinner me nog zijn door oedeem aangetaste benen.
Het gezin kwam uiteindelijk geschonden maar in leven weer bij elkaar. Een oom, die was ondergedoken, was door de oorlog zo verzwakt dat hij TB kreeg en jarenlang in een sanatorium heeft gelegen. Een andere oom (Gerard )is een ander verhaal, hij was ooit opgeroepen voor de Arbeitseinsatz. Hij zat in Oostenrijk (nabij Villach)  maar was niet erg coöperatief. Nooit is duidelijk geworden wat hij heeft uitgehaald, maar in 1944 moest hij vluchten, hij had het geluk door Zwitsers te worden opgevangen, al had hij aan alle Duitssprekende altijd een hekel. De Zwitsers waren namelijk ook niet te beroerd mensen terug te sturen. Het kinderrijke gezin van mijn opa en oma overleefde, maar gehavend.

This entry was posted in Nederland and tagged , . Bookmark the permalink.

Comments are closed.