TAOLAH bij de Chitwhins

imageHet was weer een shabby motel waar we de nacht hadden doorgebracht. De naam van het plaatsje, niet meer dan een doorgaande verbinding lang een snelweg, was Centralised. Dat klopt dan ook. Het motel had wireless internet dat het niet deed en de receptioniste, die ooit in het zuiden woonde, wilde er maar wat graag weg. Ze woonde Centralised. Onze kamers straalden eveneens een welbekende moteltreurigheid uit. Een paar grote eikenhouten bedden, een tafeltje en vals licht gaven blijk van het achterwege blijven van een binnenhuisarchitect.
Na een vreselijk ontbijt, waar volgens mij heel Amerika ’s ochtends aan moet, vertrokken we. De maaltijd bestond overigens voornamelijk uit plastic borden en bekers met daarop volkomen oneetbare broodjes, gelukkig kende men hier nog wel een geroosterd broodje dus er viel iets te eten. De koffie was zo slap als een kop thee waar het zakje voortijdig uit gehaald was. Kortom, de stemming zat er meteen goed in. We reden richting Atlantische kust, een prachtige rit door het Amerika zoals ik me dat voorstel. Het is vandaag zondag, dus de kerken zitten vol. We komen dan ook heel wat protestantse kerkjes tegen met grote pick-ups ervoor.
De rit van Centralised naar Aberdeen is niet al te lang, onze Garmin, liefkozend Bumperbep genoemd wijst ons de weg richting 101, een highway die door diverse, brede gemeenschappen loopt.

Ze doen vermoeden dat er ook niet al te veel gemeenschapszin zal zijn. In de tuinen van veel van de niet al te best uitziende huisjes ligt soms een hele vuilnisbelt aan rommel. Defecte auto’s, huisvuil, barbecues en veel veranda’s. Opvallend daarbij was wel dat bij heel veel huisjes eveneens mooie auto’s (vaak meerdere) en grote campers op de oprit stonden. Van armoe is dus niet direct sprake, eerder van een vaak ongereguleerde bende.

De weg naar Aberdeen is niet mooi, maar door het gevarieerde Amerikaanse landschap heel boeiend. We stoppen op een gegeven moment in het plaatsje Oakville, een snelweg met links en rechts enige huizen, een café in de vorm van een spoorwegwagon met Amerikaans bier. Langs de weg overal plekken waar hout wordt verkocht, variërend van boomstammen van wel 30 meter tot keurig op maat gekloofd hout voor de kachel.
De hoofdstraat van Aberdeen is een merkwaardige vertoning van ruimtelijke ordening. Hier niets van naast elkaar gelegen winkels, maar ver uit elkaar liggende speciaalzaken afgewisseld met huizen. Aberdeen was ooit de belangrijkste stad in een gebied waar de houthandel bloeide, een aantal beelden geeft hier blijk van. Deze beelden zie je in een parkje zodra je een merkwaardige ijzeren klapbrug bent gepasseerd. In het parkje staat ook een soldaat in kledij die in de eerste wereldoorlog werd gedragen. De eerste wereldoorlog heeft, zij het minder dan in Europa ook in dit land sporen achtergelaten.
De wegen in Aberdeen zijn zodanig versperd dat we niet meer geholpen worden door Bumperbep. Zij wijst ons vanaf dit moment bijna constant verkeerd de weg.
We rijden over de 109 richting Copalisbeach; daar aangekomen proberen we op het strand te komen, helaas is de weg daarheen afgesloten en besluiten we het verderop nogmaals.
Pacific Road ligt t.o.v. de oceaan achter een rij bomen verscholen. In de verte zie je af en toe blauwe golven. Nabij Pacific Beach draaien we het strand op en rijden daar langs de waterlijn. Op het strand rijden is niet vreemd in dit deel van de wereld, zelfs een camper zien we staan. Een hoge afgekalfde waterlijn beschermt hier het achterland. In de hoogte ligt een huisje, de ingang is versperd door een groot bord met “Absolute NO trespassing”.
Het Quinalt Indian Reservation is het volgende doel van de reis. Het stadje Taholah is de woonplaats van de Chitwhins, een Quinalt-indianen stam. Deze stam leeft aan de rivier de Quinalt, die juist hier in zee stroomt. We gaan naar het enige benzinestation annex supermarkt dat deze gemeenschap rijk is. Vreemd genoeg moet er eerst vijftig dollar worden betaald alvorens te mogen tanken. De caissière geeft ons aan dat dat komt omdat er nogal eens wordt vergeten te betalen. Als er een zeer wankel lopende politieagente uit een grote auto kruipt begrijpen we de caissière, het is hier inderdaad lastig de dader te achterhalen. We gaan zitten op een bankje met een plastic tafeltje en laten ons daar een kop koffie smaken (nou ja ik vermoed dat het koffie was). De Nancho chips en een geel en rood sausje vervolmaken de gehele sfeer in dit supermarkt-café-benzinestation. We gaan er gezellig wat foto’s uitwisselen. Diverse bezoekers van het café zien er Amerikaans-Indiaans uit. We zitten hier midden in het reservaat. Na een uurtje pauzeren rijden we langs het Indianen-memorial naar het strand nabij de riviermonding. Een enorme hoeveelheid hout verspert het strand, aan de andere kant loop ik over het donkere kiezelige strand naar de Grote oceaan om die in elk geval eens te voelen. Het water heeft dezelfde kleur als wat wij in Nederland gewend zijn. De omgeving is van een onbeschrijfelijke schoonheid. Als we terug rijden slingeren we nog wat door de straten van Tahola. Ook hier de typisch Amerikaanse indeling van de huizen. Het ziet er allemaal niet fraai uit. De school is echter prachtig en net als elders “Drugsfree” volgens een bord aan de ingang. Na de school vertrekken we richting Port Angeles, onvermoedend wat er nog zal komen

Na met veel pijn en moeite Louis uitgelegd te hebben dat de binnendoor weg naar Port Angeles door het regenwoud niet zo’n goed idee was, reden we via Moclips naar het Olympic National Forest. Een schitterende stille en mooie weg zorgde dat we tegen het late middaguur in het plaatsje Quintal aankomen. Quintal vormt het hart van het regenwoud dat hier gevoed wordt door de vele natte dagen die deze omgeving kent. De omgeving wordt daardoor aangetast door vele mossen . Het woud wordt niet tot nauwelijks onderhouden. Kale plekken verraden echter wel dat er wel boomkap plaatsvindt. De wortels achterlatend geeft dat soms een luguber en troosteloos gezicht. Na eerst een motel bekeken te hebben bleek Louis zijn voorkeur uit te gaan naar een prachtig hotel in landhuisstijl met uitzicht op Lake Quinalt. Hier in het hartje van het regenwoud staat een van de mooiste hotels die ik ken. Een goede keus van de immer nijvere Louis die zelfs op de prijs per overnachting ruim 30% weet af te dingen. Meer dan eens lijkt het alsof de hotels in de VS onderhandelbare prijzen hebben.
Het regenwoud in de omgeving is van onvergetelijke schoonheid. Helaas is er hier en daar een boompje geveld (lange tijd was het enige exportproduct van deze streek hout) maar er is nog vele om van te genieten, of toch niet? Nadere inspectie van het regenwoud doet vermoeden dat hier een zware storm heeft huisgehouden. Bij navraag blijkt dat ook te kloppen, in december 2007 heeft een zware storm zeer grote schade aangericht. Enorme woudreuzen liggen her en der ontworteld in het bos. Ter wille van het toerisme heeft men diverse wandelpaden min of meer begaanbaar gemaakt.

[flickr-gallery mode=”photoset” photoset=”72157605075964568″]

This entry was posted in Verenigde Staten and tagged , . Bookmark the permalink.

Comments are closed.