Willem Hoeksema, van smid naar gasdepothouder

Wie vanaf de Kruisstraat[1] de Westerstraat inloopt, kan zich niet meer voorstellen dat hier tot aan de zestiger jaren van de vorige eeuw meer dan 25 kleine zelfstandige bedrijfjes hier het hoofd boven water probeerden te houden.

Eén van deze neringdoenden was de smederij van de familie Hoeksema. Willem Hoeksema heeft de hele bloei en neergang van de Westerstraat als bedrijvige buurt meegemaakt. Ook is de geschiedenis van zijn smederij een afspiegeling van allerlei gebeurtenissen die in de vorige eeuw plaatsvonden. Smid, gasdepothouder, winkelier en installateur Hoeksema zit nog steeds niet stil. Ook nu nog verkoopt hij op 82-jarige leeftijd nog flessen met butagas, al is dat maar een klein percentage van de ruim duizend butagasflessen die hij in het verleden wekelijks verkocht.

Foto: augustus 1929, bij de smederij van Hoeksema.

Van links naar rechts: A2701, de eerste taxi van Winsum, daarnaast de monteurs P. de Vries en H. Kuis, landbouwer S. Dijkstra uit Canada (bij Maarhuizen), de joodse oudijzerkoopman Cohen, daarvoor (naast de geit) de 8 jarige Willem Hoeksema, met pijp B. Leuks taxichauffeur. De forse man op de voorgrond is G.J.Hoeksema, de vader van Willem met daarnaast zijn moeder. Op de achtergrond een loge (grietje Luiks uit Zuidlaren), de kinderen op de voorgrond zijn Willems zussen Martje Margrietje en Grietje Diewerke, helemaal rechts staat Joke Braak dochter van bakker Braak.

Aad van der Drift in gesprek met een van de laatste neringdoenden van de Westerstraat.

Toen u begon te werken (rond 1930) waren er heel wat bedrijfjes in de Westerstraat, weet u nog welke dat waren?

Natuurlijk, het waren er meer dan vijfentwintig, ik zal ze eens noemen:

Aan de zuidkant, zeg aan de waterkant, zaten naast elkaar Bakkerij Zandt, Bakkerij van de Wal, Schoenmakerij Huitsing, Jeneververkoper Talens, dat werd later Slager Korendijk en Bazar Geko, Timmerman Groeneveld, Kruidenier B. Hofman, Viskoopman Kamstra, Kruidenier Huizinga, Kruidenier en Borstelverkoper Pettinga, Rietdekkers Stoepker, Schilderbedrijf en Boekhandel Sennema, Schoenmaker Oostenrijk, Grossierderij Sikkens en Veenstra ’t Ol Pakhoes, en kruidenier de Graaff (later kruidenier Beereboom), Brandstofhandel Visser en Koemelker Jongsma. Aan de andere kant van de straat, zeg maar de noordkant zaten Bazar de Noord, Manufacturier Klatter, Koemelker en Kruidenier Drewes, Joodse slachterij de Vries (later vishandel de Ber), Dorsmachinehouder Hartzema, Bakker Braak , Smederij Hoeksema, Timmerman Huitsing, Kruidenier de Roo, Café Hop (later Van Dijk), Kuiper Wierdeman, Landbouwkundig ingenieursbureau Holtkamp. Welgeteld 29 neringdoenden in een niet al te lange straat.

In de huisjes dwars op de Westerstraat woonden toen erg veel mensen op een zeer kleine oppervlakte. Negen tot twaalf kinderen was geen uitzondering. Willems vrouw voegt er maar aan toe, dat toen niemand rijk was.De kleine winkeltjes kregen na soms jarenlang bestaan geen opvolging en velen zijn zo verdwenen.

U hebt altijd in Winsum gewoond?

Ja, dat klopt. Ik werd in 1920 geboren en mijn vader was smid en kwam oorspronkelijk uit Losdorp bij Spijk; hij was een Rijksgediplomeerd hoefsmid. In 1919 nam hij smederij Dijkema over. De boeren hier in de omgeving hadden toen een goede hoefsmid in de buurt nodig zodat mijn vader hier zeer welkom was. Ik ben hier altijd in de Westerstraat blijven wonen. Na de lagere school ben ik als elektricien verder gaan leren. Ook hielp ik in de smederij, maar daarvoor had ik niet geleerd.

In de smederij (het “zweetdruppeltje” noemden wij deze) heb ik mijn vader al vroeg geholpen bij bijvoorbeeld het Houp’en lèg’n, dat zijn grote ijzeren ringen die rond een houten wagenwiel werden vastgezet. Deze warme ijzeren ringen koelden af en krompen zo 3 cm waardoor ze vast om het hout zaten. Vanaf 1922 waren we ook nog rijwielhandelaar en verkochten onder andere de Veeno fietsen die in Bedum werden gemaakt.

In de oorlog verkocht en repareerde mijn vader ook nog eens landbouwmachines. De boeren moesten van de Duitsers van veeteelt over op landbouw. Dat hield een paar jaar na de bevrijding al weer snel op.

Van hoefsmederij werden we na 1945 ook installateur van water en elektriciteit. Tevens kwam toen het butagas in gebruik.

U was de verkoper van gas in het dorp?

Ja dat klopt, de eerste levering waren 8 flessen Shell-gas. In ieder dorp kreeg je een depot voor flessen die één keer in de week werden geruild. Midden in het dorp achter ons huis in een open loods stonden ruim 200 flessen.

Op een gegeven moment hadden we soms 1000 flessen per week rond te brengen. Een enorme voorraad, die per spoor werd aangevoerd. De treinwagon die de volle flessen kwam brengen en de lege kwam halen deed dienst als omwisselplaats. Het duurde anderhalve dag alvorens we de volle flessen voor lege hadden omgeruild. Met veiligheid is het nu wel heel anders gesteld, onlangs kwamen ze van de gemeente controleren, ik mocht nog maar veertig flessen houden op uithoeken van mijn terrein.

Als brandweerman (ik ben dat 35 jaar geweest en er ook voor geridderd) ging mij de veiligheid toch wel ter harte. Ieder morgen controleerde ik of er geen fles was gaan lekken.

Als brandweerman maakte ik de branden van Tivoli in Eenrum en die bij doktor Mansholt in de Stationsweg mee. Die laatste brand was niet uit te krijgen, totdat bleek dat we een tijdje tegen een enorme spiegel stonden te blussen.

Er moet toch heel wat verandert zijn toen het aardgas kwam?

Zeg dat wel, de omzet daalde van de ene op de andere dag met wel 80%. Er waren nog mensen die met flessen bleven verder gaan maar dat hield ook al snel op. We waren zomaar ons grootste inkomstenbron kwijt., dat was trouwens ook vervelend voor de 2 man het meisje op kantoor dat bij ons werkte.

Ik kon nog het depot Delfzijl erbij nemen maar dat kostte een fikse overname-investering. Mijn vrouw vond toen maar dat we een winkel in radio’s, tv’s, wasmachines en gastoestellen (ook voor aardgasgebruik) moesten beginnen.

Tot een paar jaar geleden was ik nog winkelier, nu is het pand aan familie door verkocht en verkoop ik alleen nog af en toe gas.

Butagas verkopen was een mooie handel. De mensen gebruikten hun fles tot het laatste zuchtje, maar het kwam maar al te vaak voor dat de fles op zondag of ’s avonds leeg was. Ook ’s nachts werd er wel eens een fles gehaald. De flessen stonden onafgesloten buiten.

De mensen kwamen altijd de volgende dag betalen, dat kon toen nog.

 


[1] Kruisstraat is een niet-officiële benaming van het kruispunt tussen de Hoofdstraat(O) en de Westerstraat/Oosterstraat.

This entry was posted in Winsum. Bookmark the permalink.

Comments are closed.