Digitaal toetsen, een kans die voor het grijpen ligt? deel 2

school breed digitaal toetsen
Wat verstaan we precies onder schoolbreed digitaal toetsen? Schoolbreed digitaal toetsen wil zeggen dat toetsen digitaal worden afgenomen. Tevens dient een database als opslagmedium voor toetsitems. De toetsen zijn via internet beschikbaar en via een beheerstaal optimaal beveiligd. Met schoolbreed digitaal toetsen zorgt een school ervoor dat er een eenduidig meetinstrument voor de verschillende vaksecties wordt gerealiseerd. Met andere woorden: een leerling uit klas 2a die een 7 scoort voor Engels bij docent X, kan qua kennis en vaardigheden vergeleken worden met een leerling die een 7 scoort voor Engels bij docent Y. Op deze manier heeft een school, wanneer alle vaksecties schoolbreed digitaal toetsen, een optimaal meetinstrument voor het didactisch handelen in de school

Kent u dat? U trekt uw lade of kast open en haalt er een stapel papieren overhoringen en toetsen uit. U bekijkt per keer of de vragen nog van toepassing zijn en of u misschien nog een nieuw document je moet uittikken met nieuwe of aangepaste vragen.
Of misschien bent u al wat meer vertrouwd met de computer en hebt u inmiddels een digitaal bestand met toetsmateriaal, klaar om uitgeprint en uitgedeeld te worden. Als u nu, na het lezen van deel
een van dit artikel, de voordelen van schoolbreed digitaal toetsen erg aantrekkelijk vindt, kunt u de volgende stap nemen: de stap van papier naar digitaal.
Eenvoudig is die stap niet. Het zal gegarandeerd hobbels met zich meebrengen die niet alleen u, maar de hele school zal moeten nemen. Waarom? Omdat er op dat moment in feite twee verschillende veranderingsprocessen aan de gang zijn. Niet alleen wordt de papieren toets vervangen door een digitale toets, ook moet de toetsorganisatie, die eerst volledig in handen van de
individuele docent lag, op een ander niveau plaatsvinden. In plaats van gesloten en informeel wordt de toetsstructuur juist open en formeel. Met andere woorden: alle digitale toetsen in de school
worden met hetzelfde programma gemaakt en er zijn officiële richtlijnen op gebied van digitale toetsing.

stappen en fasen
Hoe gaat u daarbij te werk? De verandering in toetsorganisatie bestaat in feite uit een viertal stappen die we kort zullen beschrijven.
Fase 1: initiatieffase. In deze fase starten individuele docenten op eigen initiatief ongecoördineerde experimenten met digitaal toetsen en onderzoeken zij de mogelijkheden.
Sommige docenten maken er al geregeld gebruik van.
Fase 2: de uitbreidingsfase. Steeds meer docenten gaan experimenteren, maar werken nog weinig samen. Iedere docent onderzoekt andere programmatuur en probeert daarmee opnieuw het wiel uit te vinden. Dit betekent dat een leerling voor verschillende vakken geconfronteerd worden met verschillende programma’s en dat de behoefte aan afstemming en coördinatie toeneemt. In deze fase worden een aantal voordelen van digitaal toetsen ontdekt, maar is er wel behoefte aan helderheid.
Fase 3: de bezinningsfase. De noodzaak tot afstemming en planning dringt door tot de bovenste gelederen van de school: de directie. De situatie van de leerling wordt via tijdschriftartikelen, cursussen of conferenties als ijkpunt genomen.
De school zoekt dus naar voorwaarden voor schoolbrede implementatie van digitaal toetsen.
In deze fase ontstaat ict-beleid met betrekking tot toetsing. Hoewel de school weet wat ze wil kan het in die fase wel gebeuren dat de school, [voorlopig] niets doet met digitale toetsing.
Dit kan komen doordat individuele docenten nog midden in het proces van ongecoördineerde experimenten zitten. Tegelijkertijd wordt er, via kleinschalige en snel tot succes leidende projecten in
de school, wel gewerkt aan schoolbrede invoering van digitale toetsing. In deze fase is het van belang dat er een werkgroepje wordt ingesteld die bestaat uit docenten en directieleden.
Vierde en laatste fase is de integratiefase. Er wordt gekozen voor schoolbrede implementatie van digitale toetsing. Dat betekent dat de school weet wat ze wil en weet welke specifieke functies aan
digitale toetsen gekoppeld worden. Voor alle vakken en docenten in de school zal dezelfde programmatuur en werkwijze worden gekozen.

criteria
Wanneer een school zich in deze laatste fase bevindt kan het implementatieproces beginnen! Dat begint met het maken van keuzes op het gebied van digitale toetsprogramma ‘s. Waar moet een school dan op letten? De volgende punten zijn van belang: is het programma en met name de database te beveiligen? Is er aansluiting op het schooladministratiepakket? En is het mogelijk
tijdens de digitale toets te spieken? Ook technische zaken spelen een rol. Is het bijvoorbeeld mogelijk de toets in een netwerk te plaatsen en draait die daar stabiel? Maar ook een aantal andere
zaken als leveranciersvoorwaarden zijn belangrijk, denk aan de prijs en de zekerheid dat een programma over een aantal jaren nog steeds op de markt is [voor updates].

Vervolgens moet de school bekijken op welke manier digitale toetsen een meerwaarde voor het onderwijs kunnen betekenen. Ook zal bekeken moeten worden welk programma die meerwaarde
bereikt. De school kan bijvoorbeeld besluiten om:

programmatuur te kiezen op grond van gebruikersvriendelijkheid voor de te toetsen leerlingen;

de technische drempels voor toetsontwikkelaars zo laag mogelijk te houden. Met andere woorden: de school baseert de keuze van programmatuur op grond van de snelheid en eenvoud waarop opgaven ingevoerd kunnen worden;

via de programmatuur te komen tot kostenbesparing. Die kostenbesparing houdt in dat ofwel meer leerlingen in hogere mate profiteren van dezelfde onderwijsvoorziening, dan wel dat het
aantal leerlingen een gelijk resultaat bereikt met inzet van minder middelen;

via de programmatuur de kwaliteit van bet onderwijsproces te verbeteren;

met dezelfde programmatuur zowel diagnostische toetsen, voortgangstoetsen als instaptoetsen te ondersteunen;

programmatuur te kiezen waarin automatische correctie, automatische feedback maar ook individualisering en beveiligde afname van toetsen even belangrijk zijn.

vragen
Als er eenmaal op grond van de meerwaarde gekozen is voor een programma, dan is het natuurlijk handig als de school die programmatuur snel beschikbaar maakt voor alle vakken en alle docenten.
Uiteraard moet dan nagedacht worden over vragen als:

  • Waar wordt de programmatuur geïnstalleerd?
  • Op welke wijze wordt de programmatuur geïnstalleerd?
  • Waar verwachten we dat werkplekken voor docenten nodig zijn en hoeveel werkplekken zijn er dan nodig? Hoe zit dat voor leerlingen?
  • Moeten docenten toetsvragen tijd- en plaatsonafhankelijk kunnen maken, of volstaat het om op slechts een paar werkplekken een toetsontwikkelomgeving beschikbaar te maken.
    Hoeveel werkplekken moeten dat dan zijn?
  • Hoeveel leerlingen moeten gelijktijdig een toets kunnen maken?
  • Hoe ‘beveiligd’ moet de toetsomgeving zijn om optimaal aan de behoefte aan digitale toetsing in de school te voldoen?
  • Gemakshalve gaan we er hier vanuit dat scholen technisch vaardige systeembeheerders hebben om de programma ’s te installeren en te onderhouden.

organisatie
De belangrijkste vragen die over schoolbreed digitaal toetsen gesteld kunnen worden, gaan over de schoolorganisatie. Als de organisatie over wil gaan tot schoolbrede invoering, zal zij namelijk verwachtingen hebben over het verloop van de digitale toetscyclus. Relevante vragen zullen dan zijn: wie [doet] wat wanneer? Om goed zicht te krijgen op die organisatievraag, is het belangrijk
een aantal functies te onderscheiden.
De eerste functie, die van technisch beheerder, hebben we al genoemd. Deze persoon zal alle beheertaken op zich moeten nemen die nodig zijn voor het accepteren, installeren, en operationeel
maken [en houden] van de programmatuur en technische infrastructuur. lmmers, als de techniek niet naar behoren draait zal digitaal toetsen onmogelijk zijn!
De tweede functie, het applicatiebeheer, voert [eenmalig] alle beheertaken uit betreffende veranderingen in de programmatuur en gegevensstructuur. Denkt u daarbij aan de eenheid van de uiterlijke vorm van de toetsen [de opmaak-sjabloon], het maken van een adequate rapportage van de resultaten etc.
De functioneel beheerder, de derde functie, neemt alle beheertaken onder zijn hoede die nodig zijn voor het dagelijks gebruik van informatiesystemen en de gegevensstructuur. Denk bijvoorbeeld
aan het toekennen van de juiste toetsen aan de juiste leerlingen op het juiste moment.
Andere taken hebben te maken met het vullen van de inhoud.
Wie maakt de toetsvragen en stelt uit alle vragen toetsen samen? Moet de hele sectie dat doen, of is dat juist een taak voor een gespecialiseerde persoon uit die sectie? Een aantal taken van de hierboven genoemde personen hebben een zekere mate van samenhang.
Het gaat erom vast te stellen welke functionaris voor wat verantwoordelijk is. Een aardig schema dat dan om de hoek komt kijken is het zogenaamde RAEW-schema. RAEW is een afkorting van Responsibility, Authority, Expertise and Work. Dat houdt eenvoudig gezegd in dat gekeken moet worden welke persoon waarvoor verantwoordelijk is, en wat hij mag doen op basis van zijn expertise. Alles met het doel het geheel werkende te houden.
Een dergelijk RAEW-schema kan de school eenvoudig voor een kopieerapparaat invulJen, dus waarom ook niet voor digitaal toetsen?

inhoud
Losse toetsvragen worden voor het digitaal toetsen bewaard in één of meerdere databases. Vanzelfsprekend moet een toetsvraag of toets zodanig worden opgeslagen dat elke docent vindt wat hij of zij aan vraag of toets nodig heeft. Ook moet het mogelijk zijn dat een losse toetsvraag voor verschillende toetsen gebruikt kan worden. Alle toetsvragen van één vak zouden bij voorkeur in een
zelfde database bewaard moeten worden, binnen een voor iedere gebruiker begrijpelijke structuur. Hetzelfde geldt voor alle toetsen.
Hiermee zijn een aantal eisen aan de structuur van de database gesteld.
Voor sommige vakken kunnen er al omvangrijke bestanden met toets vragen aanwezig zijn, al is het maar in de vonn van documenten gemaakt in een tekstverwerker. Zorgdragen voor de inhoud wil ook zeggen dat een school zich bekommert om de vragen die al aanwezig zijn. Het liefst willen we natuurlijk dat met de minste inspanning al1e aanwezige vragen beschikbaar komen. In gevallen
waar alles op papier staat zal misschien zelfs een administratieve medewerkster de vragen moeten ‘inkloppen’.

implementatieproces
Om voorgaand verhaal kort maar krachtig samen te vatten: het implementatieproces van digitaal toetsen is voor een groot deel alleen maar een chique woord voor ‘weten wat je als school met digitaal toetsen aan wilt’. Dat weten staat en valt bij het kennen van de mogelijkheden en onmogelijkheden. Er zijn gelukkig altijd wel deskundigen te vinden die een goed beeld kunnen schetsen van alle denkbare scenario’s. Pas wanneer duidelijk is hoe men een digitale toetscyclus in de school wil organiseren en de programmatuur op een daarbij passende manier is geïnstalleerd, kan het echte digitale toetsen beginnen. Alle belanghebbenden kunnen dan opgeleid worden voor de taak die hen wacht.

veranderingproces
Voor een wezenlijke verandering in de school moeten docenten de behoefte aan verandering voelen. In een uiterst leesbaar boekje van prof. dr. Henk de Wolf uit 1998 ‘Toekomstgericht onderwijs’,
wordt gemeld dat ook de rol van een actief en krachtig management bij innovatietrajecten van groot belang is. Bovendien is het belangrijk dat een implementatieproces gericht en gedoseerd ingevoerd wordt. Op deze manier kunnen docenten de benodigde capaciteiten ontwikkelen om tot de gewenste verandering te komen.
Nog een belangrijk punt is dat docenten vanaf het begin af aan deelnemen in de groep die het implementatieproces van digitaal toetsen vorm geeft. Het is van belang dat alle docenten regelmatig geïnformeerd worden over de bevindingen van de projectgroep, en dat er steeds communicatiekanalen zijn waarlangs een docent betrokkenheid kan uiten. Niet minder belangrijk is het punt dat docenten of vaksecties, binnen schoolbreed geaccepteerde kaders hun eigen doelen kunnen stellen voor een project met digitaal toetsen. Zelfs al zou dit betekenen dat sommige vaksecties op korte termijn niet mee willen doen.
Essentieel voor het succes van de implementatie is dat een ‘digitaal toetssucces’ direct voor de hele school duidelijk wordt. Een project waarin digitaal getoetst wordt, en dat succesvol blijkt te zijn, moet dus schoolbreed gevierd worden!

scholing
De scholing is er uiteraard op gericht dat iedereen voldoende deskundigheid opbouwt om de voor hem of haar vastgestelde taken te kunnen uitvoeren. Dat betekent dat er scholing op maat moet
plaatsvinden gericht op de eerder genoemde functionarissen, variërend van technisch beheer en applicatiebeheer tot en met gebruik door docent en leerling. Natuurlijk vraagt dat voor een deel technische deskundigheid, of simpel gezegd kennis van de knoppen. Belangrijker voor de scholing dan knoppenkunde, is het begrip hoe de digitale toetscyclus in elkaar zit en dat dan natuurlijk
specifiek voor de eigen situatie.
Na een eerste start moet een school in de gaten houden, dat digitaal toetsen werkt als een vergrootglas voor het toetsen van docent en vaksectie. Goede toetsvragen en goede toetsen tekenen zich scherper af tegenover de minder goede vragen en toetsen.
Kwaliteitsverbetering van toetsen zal dan eerder scholing vragen op gebied van het maken van goede toetsvragen, dan op gebied van de knoppen van het toets programma.

cyclisch proces
Gaandeweg de invoering van digitaal toetsen ontstaan er opnieuw behoeften en vragen. Zo kan men er desgewenst toe overgaan de lay-out van toetsen schoolbreed te stroomlijnen, zodat die opmaak een optimaal toetsresultaat ondersteunt. Een andere nadere uitwerking
kan zijn dat een school voor de analyse van bepaalde toetsvormen bepaalde specifieke rapportagevormen wil ontwikkelen.
Een andere vraag die snel opkomt is dat men de toetsresultaten van een leerling met weging direct wil inlezen in het leerlingvolgsysteem van de school. Voor het studiehuis is het mogelijk met behulp van toetsen aan gedifferentieerde leerwegen vorm te geven.
Hoewel men dit soort zaken graag direct wil invoeren zijn het processen die eigenlijk pas op lange termijn mogelijk zijn.

conclusie
Hoewel schoolbreed toetsen een groot aantal inhoudelijke voordelen met zich meebrengt, zet je dat niet van de ene op de andere dag in de school. Er moet door de school goed worden nagedacht over de volgende vragen: wat gaan we gebruiken, wie gaan daar mee aan de slag, waar beginnen we en wanneer willen we welke doelen bereiken? Als over al die zaken is nagedacht zal, door ict in het onderwijs, kwaliteitsverbetering gepaard gaan met tijdbesparing.

Aad van der Drift, ict-coördinator Zernike College Groningen
Leen van Kaam, ict-consultant Stoas

webllinks
Voor meer informatie kunt u onderstaande weblinks raadplegen:
Cito: www.cito.nl
Toetswijzer: http://toetswijzer.kennisnet.nl
Perception gebruikersgroep: www.perceptiongebruikers.net
Amerikaanse informatiebron over computer based testing: www.catinc.com

Voor een wezenlijke verandering in de school moeten docenten de behoefte aan verandering voelen. Bovendien Is het belangrijk dat een implementatieproces gericht en gedoseerd ingevoerd wordt.
Op deze manier kunnen docenten de benodigde capaciteiten ontwikkelen om tot de gewenste verandering te komen.

vives januari 2002

This entry was posted in Vives and tagged , . Bookmark the permalink.

Comments are closed.